Pad-afhankelijkheid

13 november 2015, column J.Th.J. van den Berg

In al wat ik tot nu toe heb bedacht en geschreven over kabinetsformaties heeft altijd de ondertoon gezeten, al of niet uitgesproken: waarom moet het in Nederland altijd zo lang duren? Voor de waarnemer was het altijd wel interessant, zo’n formatie. Als politicoloog ernaar kijkend, kon het mij niet lang genoeg duren – never a dull moment - maar tegelijk had het iets beschamends. Als in ‘echte’ landen een kabinet binnen een maand wordt gevormd, waarom kan dat hier dan niet?

Een formatie waarvan je weet dat die in goed anderhalve maand te doen valt, duurt in Nederland doorgaans maanden en soms zelfs bijna een half jaar. Er hoort blijkbaar het spel bij van met deuren slaan, kwaad weglopen en nog eens wat anders proberen, ook al staat de uitkomst op de avond van de verkiezingen al vast. Hoe minder een coalitie voor de hand ligt, hoe langer de formatie moet duren om die aanvaardbaar te maken.

In dat opzicht zijn wij allemaal ‘pad-afhankelijk’, een lelijk anglicisme dat zegt dat wij nieuwe feiten beoordelen op basis van ervaring en traditie. Volgens dit pad-afhankelijk criterium had de kabinetsformatie van 2012 minstens een half jaar moeten duren, met veel gekreun en gesteun. Hoewel de afloop vast stond, had duidelijk moeten worden dat er echt helemaal niets anders op zat dan een kabinet van VVD en PvdA, die in de campagne echter het meest tegenover elkaar hebben gestaan.

Tot die duidelijkheid hoort het beproeven van alternatieve coalities en het vaststellen dat die er niet in zitten. Daar had minstens een ‘goed gesprek’ tussen PvdA en SP in thuis gehoord. Zoals ik ooit wel heb geformuleerd: in Nederland is formeren allereerst elimineren 1). Zo is het bij soortgelijke cruciale formaties steeds gegaan: in 1956 tussen KVP en PvdA, in 1973 tussen progressieve en christelijke partijen, in 1994 bij de vorming van ‘paars’.

Zo ging het niet in 2012. Natuurlijk, een coalitie van VVD en PvdA was de enig denkbare combinatie met kans van slagen. Ik heb dan ook behoord tot degenen die met respect gade sloegen dat wat onvermijdelijk was, nu eens snel en zakelijk werd geregeld. Binnen goed twee maanden stond het kabinet gereed. Eindelijk wisten onderhandelaars eens van opschieten.

Toch bleek het niet de goede manier van werken. Het was allemaal veel te snel gegaan. Het liet bij een grote hoeveelheid kiezers van zowel de VVD als de PvdA het gevoel achter dat zij door de lijsttrekkers in de campagne voor de gek waren gehouden. De formatie begon zo snel in één richting, dat de indruk zelfs kon ontstaan dat Rutte en Samsom eigenlijk al vóór de verkiezingen wisten waar zij uit wilden komen.

Natuurlijk leidt meeregeren bijna altijd tot stevige ontevredenheid onder de kiezers. Na verloop van tijd gaat dat langzaam bijtrekken en het helpt reuze als een kabinet kan opereren onder economisch en sociaal gunstige omstandigheden. Op dat laatste lijken de politieke leiders van VVD en PvdA nu te speculeren.

Bij de VVD kon het uiteindelijk nog wel eens meevallen, ook al omdat de premier uit die partij afkomstig is en omdat VVD-kiezers tevreden raken als een kabinet streng is geweest en het zichtbaar heeft geholpen. Bij de PvdA zit de wrok van de kiezers kennelijk veel dieper: desastreuze uitslagen bij verkiezingen voor gemeenteraden, Europees Parlement en provinciale staten; opiniepeilingen die dramatisch lage cijfers tonen en waar, nu het economisch beter gaat, geen enkele beweging in zit. Dat wijst op een dijk van een geloofwaardigheidscrisis. Die kan alleen maar worden verklaard door dat gevoel bedrogen te zijn. Ongetwijfeld versterkt door het gevoel bij velen dat het economisch herstel onder andere dankzij bezuinigingen nog niet tot hun portemonnee is doorgedrongen. Zoiets werkt lang door: laat niemand denken dat kiezers geen geheugen hebben.

Ook kiezers denken pad-afhankelijk. Zij geloven pas dat een coalitie aanvaardbaar is als de formatie met de vereiste traagheid en het bijbehorende gekreun en gesteun is verlopen. Tempo maken kan van verantwoordelijkheidsbesef getuigen, maar niemand die dat erin zal zien. Dat heb ikzelf in elk geval in 2012 onderschat: het morele oordeel bleek sterker dan het inzicht. Ernstiger is dat Mark Rutte en Diederik Samsom het zwaar hebben onderschat.


1)J.Th.J. van den Berg, Het merkwaardige karakter van Nederlandse kabinetsformaties, in: S&D, 2003, 7/8, 69 - 75



Andere recente columns