Max van der Stoel

6 mei 2011, column J.Th.J. van den Berg

Het was een merkwaardige bijeenkomst, in het voorjaar van 1987. In een kleine commissie waren wij hard aan het werk om de Partij van de Arbeid aan een aantal programmatische vernieuwingen te helpen. Daarvoor spraken wij met groepen deskundigen in en buiten de partij. Daaronder bevond zich ook een gezelschap van ‘buitenlanddeskundigen’.

De heren en hoogst enkele dame vlogen elkaar onbekommerd in de haren. Het ging eraan toe met een hartstocht alsof wij de wereld in één avond voorgoed naar onze hand moesten zetten. Dat wilde dus niet aanstonds lukken. Totdat een man het woord vroeg die tot dan had gezwegen en hooguit met wat bezorgde blik iedereen had aangehoord. Terwijl tot dan toe iedereen door elkaar heen had gepraat – een enkele keer zelfs geschreeuwd – werd het plotseling muisstil.

De man die het woord had genomen was Max van der Stoel.

In een kort en bondig exposé gaf hij zijn opvattingen over de belangrijkste kwesties van het moment en sprak hij over de beste weg om deze te benaderen. Duidelijk was dat de zo lang bevroren verhoudingen in de wereld in beweging kwamen, al wist niemand hoe dat zou aflopen. En zeker niet dat wij nog maar twee jaar af waren van de ineenstorting van het communistische wereldrijk.

Niet alleen tijdens het korte betoog van Van der Stoel was het stil. Dat bleef het daarna, onder andere omdat iedereen in meer of minder omstandige bewoordingen uitlegde hoezeer hij het met Max eens was. Ik zat er een tijdje totaal verbijsterd bij. Alleen al die plotselinge consensus onder mensen die elkaar vijf minuten daarvoor nog ‘naar het leven hadden gestaan’, maar bovendien deze bijna eerbiedige steun aan Max van der Stoel: ik wist niet wat ik meemaakte.

Met die erkenning van Max van der Stoel was ik wel blij. Tot betrekkelijk kort daarvoor behoorde ik in de Partij van de Arbeid tot de tamelijk eenzame aanhangers van Van der Stoels opvattingen. Althans voor zover het ging om het hogere kader van de partij, want onder leden maar vooral kiezers van de PvdA was Van der Stoel al lang boven kritiek verheven geraakt. In 1977 had de partij, onder aanvoering van voorzitter Ien van den Heuvel, hem nog buiten de verkiezingscampagne willen houden. Helaas voor de partijleiding: onderzoek had uitgewezen dat onder de (potentiële) kiezers de ministers Van der Stoel en Duisenberg de populairsten waren, naast Joop den Uyl.

Dat nam niet weg dat Max van der Stoel ook daarna nog regelmatig onder vuur kwam te liggen van de linkervleugel in de partij, die weinig moest hebben van Van der Stoel opvattingen over ontspanning in de wereld en de noodzaak van kernwapens. Wij spraken elkaar daarover in de jaren zeventig en tachtig met een zekere regelmaat en zochten als het ware ‘troost’ bij elkaar, ik in elk geval bij hem. Ook onafhankelijk van elkaar kwamen wij vaak tot dezelfde overtuigingen, hetgeen vooral voor mij een teken was dat ik blijkbaar niet helemaal gek was. Die indruk kon je in partijverband namelijk gemakkelijk opdoen.

Beiden waren wij, eind 1986, blij met de ‘bekering’ van Jan Pronk tot de klassieke mensenrechten die hij, ook in de ontwikkelingspolitiek, van essentiële betekenis ging vinden, nadat hij zich eerder daartegen had verweerd. Waardoor ‘linkse’ dictaturen toch minder voor bestrijding in aanmerking kwamen dan rechtse, zo vond hij maar ook zijn vele aanhangers. Een rapport van het wetenschappelijk bureau van de PvdA over mensenrechten en buitenlandse politiek, had daarbij sterk geholpen.

Nog zie ik de reactie op het gezicht van Max van der Stoel, toen hij Jan Pronk vol overtuiging de klassieke vrijheidsrechten zag verdedigen. Eindelijk. De grootheid van Max zat erin dat hij zijn gelijk nooit openbaarlijk binnenhaalde. Voor die strikte loyaliteit aan partij en partijgenoten – of hij nu van ze te lijden had gehad of niet – heb ik groot respect gekregen. Juist, omdat ik weet hoe moeilijk dat is.

Tijdens eerder gemelde bijeenkomst in 1987 zag ik de ‘triomf’ van Max van der Stoel in de PvdA voor het eerst gedemonstreerd. Eindelijk werd ook in eigen kring de profeet geëerd, die in het buitenland al zo lang erkenning had genoten. Die zou in de periode na de ineenstorting van het communisme en zijn bemoeienis met nieuwe, levensgevaarlijke etnische conflicten in Oost-Europa en de Balkan alleen maar meer worden gevoed.



Andere recente columns