Het ongenoegen in Europa

14 september 2018, column J.Th.J. van den Berg

Na het referendum over de ‘Brexit’ en de verkiezing van Donald Trump tot Amerikaans president in 2016 ontstond er een algemene grafstemming in Europa. Met vrees werd gekeken naar de naderende presidentsverkiezingen in Frankrijk en de Tweede Kamerverkiezingen in Nederland van voorjaar 2017.

De vrees voor een rechts-populistische ‘machtsovername’ werd echter niet bewaarheid. Emmanuel Macron behaalde een indrukwekkende overwinning en in Nederland bleef Geert Wilders’ PVV steken op twintig zetels. De Europees gezinden in en buiten Nederland en Frankrijk herademden. Die zagen al uit naar herverkiezing van Angela Merkel in Duitsland, zodat de Europese trein weer vaart zou kunnen maken na jaren van stagnatie en crisisbeheersing.

Te vroeg gejuicht. De Duitse Bondsdagverkiezingen leverden niet direct een eclatante zege voor CDU/CSU op, wel voor de rechts-populistische AfD; de Beierse CSU leed zelfs een dramatische nederlaag, op weg naar deelstaatverkiezingen in Beieren, dit najaar. Zij werd een dwarse regeringspartner in een toch al bij voorbaat vermoeide coalitie van CDU/CSU en SPD.

De sfeer werd er ook elders niet gezelliger op: in Oostenrijk won de populistisch geworden FPÖ en werd (weer) regeringspartij. Toen moest het vanouds zo Europees gezinde Italië nog volgen: daar was de christendemocratie in de jaren negentig al ten onder gegaan en nu volgde de linkse conglomeratie in de Partito Democratico en en passant Europa’s eerste populistische leider Berlusconi. Daar kwam het wel degelijk tot een overwinning van populisten: op links door de Vijf Sterrenbeweging; op rechts door de Lega. Zij vormden samen een op eerste oog anti-Europese regering, die zich weinig gelegen wilde laten liggen aan

Europese maatstaven van deugdelijk financieel beheer.

Daar heeft Zweden zich nu bij gevoegd. Op eerste oog is de verkiezingsuitslag voor de Rikstag meegevallen, net als vorig jaar in Nederland. De extreemrechtse Zweden Democraten hebben minder gewonnen dan voorzien (en gevreesd door ietwat panische media) en de sociaaldemocratische SAP heeft minder verloren dan voorzien, respectievelijk gevreesd. Maar, net als in Nederland valt het eigenlijk helemaal niet mee. Hoewel de Zweedse politiek veel meer vertrouwd is met minderheidsregeringen dan de Nederlandse, heeft de fragmentatie daar zelfs de vorming van stabiele minderheidskabinetten nogal lastig gemaakt, omdat de conservatieve Moderaterna onverwacht nog meer verloor dan de SAP.

Wij hebben het dan nog niet gehad over de ontwikkelingen in Midden-Europa, de Višegrad-staten in het bijzonder. Daar zijn rechts-populisten van allerlei genre aan de winnende hand en daar wordt zelfs de democratische rechtsstaat meer of minder ernstig bedreigd, zoals in Polen en Hongarije. 1)

In de kern lijdt de hele Europese Unie aan een concentratie van niet ongevaarlijk ongenoegen onder een flink deel van de bevolking. Dat richt zich op sterk toegenomen weerstand tegen migratie, zeker na de grote golf daarvan in 2015 en 2016, maar ook tegen de macht van de Europese Unie die daar te weinig tegen onderneemt, maar die wel met allerlei economische dwangmechanismen werkt om de euro in stand te houden. Die beide gaan samen met groeiende sociaaleconomische ongelijkheid. In het westen van Europa is het populisme dan ook het sterkst in de meest welvarende landen, waar de ongelijkheid het minst wordt geaccepteerd. Niet toevallig lijden de sociaaldemocratische partijen het zwaarst onder dit sociale ongenoegen; zij worden er, niet ten onrechte, voor verantwoordelijk gesteld. In Midden-Europa richt het ongenoegen het besef van sociale ongelijkheid zich primair op de vergelijking met de rijkdom in de ‘oude’ Europese Unie. De werknemers van Volkswagen in Slowakije weten nauwkeurig hoe groot de salarisverschillen met hun Duitse collega’s nog steeds zijn.

Toen president Macron in Parijs aan de macht kwam, moet hij zich een ander Europa hebben voorgesteld dan wat er sedert zijn verkiezing van terecht is gekomen. Populistische bewegingen hebben immers een grotere invloed dan hun omvang rechtvaardigt. Zij maken wat intussen ‘het politieke midden’ is gaan heten voldoende schichtig om daar imitatiegedrag te bevorderen.

Dat betekent niet alleen strenger immigratiebeleid, maar ook de neiging om het met Europa voorlopig maar even kalm aan te doen. De bestrijding van sociale ongelijkheid blijft geheel of grotendeels uit, hoewel dat waarschijnlijk het belangrijkste vraagstuk is. Voedselbanken vormen een gênante illustratie van deze groeiende maar onaanvaardbare ongelijkheid. Als die niet overbodig worden, komt de pluriforme samenleving in gevaar, maar ook het geïntegreerde Europa.


  • 1) 
    Het dagblad Trouw heeft in opeenvolgende reportages aandacht besteed aan het Midden- en Zuid-Oost- Europese ongenoegen over de Europese Unie: ‘De staat van Oost-Europa’. Een evenwichtige analyse van de redacteuren Janne Chaudron en Piternel Gruppen sloot op maandag 10 september deze serie af. Trouw, de Verdieping, 10.09.2018, p.2/3.


Andere recente columns