Een ongelukkige hand

31 augustus 2018, column J.Th.J. van den Berg

De VVD heeft geen gelukkige hand met haar keuze van ministers van Buitenlandse Zaken. Niet alleen moest dit voorjaar Halbe Zijlstra worden vervangen, omdat hij iets te hoog van de toren had geblazen over zijn kennis van Vladimir Poetins opvattingen. Zijn opvolger betoonde zich ten overstaan van een gezelschap internationale experts een provinciaalse kwebbelaar: over de kwaliteit van de Surinaamse staat en de mogelijkheid van vreedzaam samenleven van diverse etnische en religieuze groepen, hier en in het buitenland.

Iemand die zulke kletspraat over de wereld debiteert, hoort nog minder dan zijn voorganger thuis op Buitenlandse Zaken. Te vrezen valt echter dat de VVD nu krampachtig aan Stef Blok gaat vasthouden. Terwijl het beter zou zijn als zij nu eindelijk eens, bijna voor het eerst in haar geschiedenis, een minister naar dat departement zou sturen die geen problemen oplevert. Maar, kan zij dat ook?

Die ongelukkige hand van de VVD heeft immers een geschiedenis van decennia. Vooropgesteld: veel kans om een minister voor dat ministerie voor te dragen heeft de VVD sinds haar oprichting in 1948 niet gehad. In de tijd waarin samenwerking met christelijke partijen normaal was, werd de portefeuille doorgaans toegewezen aan een katholiek, zoals Joseph Luns (1952–1971), Norbert Schmelzer (1971–1973) en Hans van den Broek (1982–1991). De VVD mocht genoegen nemen met het ministerie van Defensie, waar zij in het algemeen geen reden gaf tot uitgesproken klachten, hoewel zij daar toch twaalf bewindslieden aan heeft geleverd.

Er was wel eens wat, maar dat lag dan niet aan ’s ministers bekwaamheid: Sydney van den Bergh (1960) vertrok wegens huwelijksproblemen; Wim van Eekelen (1988) wegens nagelaten problemen met het nieuwe paspoort als staatssecretaris op ... Buitenlandse Zaken; Benk Korthals wegens nagelaten problemen bij een eerder ministerschap op Justitie en Jeanine Hennis-Plasschaert (2017) nam de verantwoordelijkheid voor verongelukte militairen in Mali. De overige negen ministers deden hun werk tot tevredenheid, al had begin jaren zestig minister Sim Visser erg veel te stellen met zijn partijgenoot Harm van Riel in de Eerste Kamer. Maar ja, die had zelf naar Defensie gewild.

De weinige kansen die de VVD kreeg tot bezetting van Buitenlandse Zaken, leidden bijna steeds tot grote moeilijkheden. De eerste uit haar kring, mr. D.U. Stikker, was onmiskenbaar voor zijn taak berekend, maar zijn handelen – vooral in de Indonesische dekolonisatie – stuitte op totaal onbegrip van zijn politieke leider, P.J. Oud. Dat leidde uiteindelijk zelfs tot het aftreden van Stikker en vervolgens een complete kabinetscrisis (1951).

Vervolgens kregen wij de nogal treurig makende tonelen met Chris van der Klaauw in het kabinet-Van Agt I (1977– 1981). De brave diplomaat zonder enig politiek benul stelde zijn collega’s en premier voortdurend voor problemen door zijn gestuntel. Soms moest premier Van Agt het zelfs overnemen. Vele jaren later (2010-2012) zou Uri Rosenthal slechts voor twee jaar als minister op Buitenlandse Zaken aantreden. Dat werd een periode waarin de minister op voet van oorlog met zijn ambtenaren en diplomaten leefde. Of hij zonder kleerscheuren de confrontatie met de Kamer zou hebben overleefd, zullen wij nooit weten. Het kabinet-Rutte I viel dankzij het vertrek van Geert Wilders uit de coalitie voortijdig uit elkaar.

Blijft over: Jozias van Aartsen, minister tijdens het tweede kabinet-Kok (1998–2002). Vast staat dat zijn verhouding met de premier nu en dan een lastige was, maar of de ‘schuld’ daarvoor alleen in de schoenen van Van Aartsen kan worden geschoven, valt te betwijfelen. In het algemeen werd zijn optreden, na dat van Van Mierlo in ‘Paars 1’, als een verademing beschouwd. Op een getal van vijf ministers is deze ene een schrale uitkomst. Er kan tot troost de naam van Eegje Schoo aan worden toegevoegd, die een onopvallend maar degelijk minister voor Ontwikkelingssamenwerking is geweest (1982–1986).

De VVD beschikt in en buiten de Tweede Kamer onmiskenbaar over buitenlandse deskundigheid, maar om de een of andere reden mag die niet naar Buitenlandse Zaken. Misschien is het dan het beste dat de Tweede Kamer niet alleen de huidige minister naar huis stuurt, maar er ook op aandringt Sigrid Kaag (D66) naar Buitenlandse Zaken door te laten schuiven. Dan hebben wij daar tenminste weer een echte minister.



Andere recente columns