Pragmatische liberalen

26 januari 2018, column Bert van den Braak

De zeventigste verjaardag is een mooie aanleiding om terug te blikken op de ontwikkeling die de VVD heeft doorgemaakt en een beschouwing te wijden aan haar huidige plek in het politieke landschap. Van de zeventig jaar was de VVD maar liefst vijfenveertig jaar regeringspartij en - hoewel dat vaak in een minderheidspositie was- kan haar betekenis door niemand worden ontkend. De drie kabinetten waaraan de VVD sinds 2010 deelnam, laten zien hoe pragmatisch de partij inmiddels is geworden. Van een kabinet waarbij 'rechts zijn vingers aflikte', naar samenwerking met sociaaldemocraten en 'rechts met de bijbel'.

De VVD was tot begin jaren zeventig de partij van wat links wel werd aangeduid als 'het groot kapitaal': ondernemers, bankiers, maar ook 'grote' boeren en gegoede burgers (hogere ambtenaren, officieren, vrije beroepen). Hans Wiegel en Haya van Someren zorgden voor een verbreding van de achterban en voor enig 'populisme, al was het succes daarvan aanvankelijk minder spectaculair dan het toen leek. Wiegel plaatste zich lijnrecht tegenover Den Uyl, de aanvoerder van links, en trachtte zowel de positie van de christendemocraten uit te hollen als met hen samen te werken. Dat had evenwel slechts beperkt succes. De komst van het kabinet-Van Agt/Wiegel was goedbeschouwd vooral een geschenk van de onhandig opererende PvdA. Een groot succes werd dat kabinet niet, omdat lijfsbehoud (voorkomen dat Den Uyl weer premier werd) het won van doortastend financieel beleid. De echte electorale doorbraak kwam er pas onder Frits Bolkestein.

In financieel-economisch opzicht koos de VVD altijd voor een strak begrotingsbeleid en zij vond tijdens de kabinetten-Lubbers in Onno Ruding een sterke bondgenoot. De kabinetten-Lubbers zetten vanaf 1982 een beleid van privatisering, verzelfstandigen, marktwerking en decentralisatie in gang en dat beleid werd sindsdien door geen enkel kabinet meer verlaten. Dichtgetimmerde regeerakkoorden zorgden toen dat een duidelijk VVD-stempel op het kabinetsbeleid kon worden gedrukt.

De PvdA legde zich in 1988 bij die realiteit neer. In die zin was het niet vreemd dat de PvdA van Wim Kok in 1994 acceptabel was als regeringspartner. Bovendien bood het buitensluiten van het - toen verzwakte - CDA de kans om liberale wetgeving tot stand te brengen, zoals de euthanasiewet en de wet over het homohuwelijk.

Samenwerking met de christendemocraten had in 1981 eerder al wel tot een liberalere, maar vooral pragmatische abortuswet geleid. Ondanks heftig links verzet bleek die wet de kwestie toen wel degelijk te hebben opgelost. Vooral dankzij Europese ontwikkelingen kon de VVD bovendien begin jaren negentig 'triomferen' op het gebied van de mediawetgeving. In financieel-economisch opzicht stonden de regeringspartners KVP, CHU, CDA en in mindere mate ARP altijd al dicht bij de VVD. Die VVD had op haar beurt in de jaren vijftig en zestig volop meegewerkt aan de totstandkoming van het stelsel van sociale zekerheid. Soms deed zij dat vanuit de oppositie, zoals bij de invoering van de AOW, vaker als regeringspartij (Kinderbijslagwet, WAO, AAW, AWBZ). In die zin was de VVD evenzeer 'bouwer' van de sociale welvaartsstaat als de PvdA.

De VVD kan daarmee moeilijk als pur sang 'rechtse' partij worden gezien. Het is waar dat veiligheid (eerst internationaal, later nationaal), asiel en integratie, automobiliteit en eigenwoningbezit centrale thema's waren en zijn. De VVD had in ministers als Wiegel, Rietkerk en Dijkstal echter ook bewindslieden die in belangrijke mate verantwoordelijk waren voor de vormgeving van het Nederlandse minderhedenbeleid, inclusief gezinshereniging. Hetzelfde gold voor het asielbeleid en het op humanitaire gronden opvangen van vluchtelingen. Ginjaar, Winsemius en Nijpels waren alom gewaardeerde milieuministers.

Uit de regeringsvorming sinds 1994, maar vooral vanaf 2010, kan vooral de conclusie worden getrokken dat de VVD een pragmatische partij is, waarbij Mark Rutte een wel heel goed passende voorman is. Hij weet als geen ander tegenstellingen te overbruggen. Zijn afkeer van de PVV lijkt in belangrijke mate te zijn ingegeven door frustratie over het feit dat de PVV daartoe in 2012 niet in staat bleek.

Een pragmatisch centrumrechtse koers met waar nodig openingen naar links, maakt dat de VVD inmiddels de positie van het CDA heeft overgenomen. Zij kan zowel over 'rechts' als over 'links' regeren. Wel bestaat de kans dat zij steeds meer concurrentie ter rechterzijde krijgt, al moet nog blijken of Thierry Baudet slaagt daar waar eerder Rita Verdonk faalde. Naast die electorale onzekerheid is het de vraag of er een nieuwe 'Mark Rutte' kan opstaan. Klaas Dijkhoff lijkt in dat opzicht wel goede papieren te hebben. De kans dat de VVD in de nabije toekomst een dominante rol blijft spelen, inclusief voortgezette regeringsdeelname, is niettemin aanzienlijk.



Andere recente columns