Het Troelstra-momentje

6 januari 2017, column J.Th.J. van den Berg

De mede door Pieter Jelles Troelstra opgerichte SDAP, erflater van de Partij van de Arbeid, stelde in 1895 haar eerste politieke programma vast. Een onderdeel daarvan vormde de afschaffing van de Eerste Kamer en haar vervanging door het referendum. Daarmee werd in technische zin een ‘correctief wetgevingsreferendum’ bedoeld: een bindende kiezersuitspraak waarmee nieuwe wetgeving kon worden geblokkeerd.

Die vervanging was zo gek nog niet: het vetorecht van de Eerste Kamer zou worden vervangen door een vetorecht van de kiezers. Het issue heeft een paar decennia zijn plek behouden in de programma’s van de SDAP. Dat wil echter niet zeggen, dat de partij er ook hard voor heeft gestreden. Voor het laatst kwam het ter sprake in de staatscommissie-Ruijs en de Kamerbehandeling van haar grondwetsvoorstellen in 1918. Toen was voor Troelstra echter de lol er al helemaal af.

Wat was er gebeurd? In het najaar van 1918 was de wereld vol revolutionair rumoer. Niet alleen in Rusland, maar in heel Midden- en Oost-Europa vielen keizer- en koninkrijken met bijbehorende macht om, ten gunste van door sociaaldemocraten of communisten gedomineerde regeringen. Troelstra geloofde dat de revolutie niet bij de grens met Duitsland stil zou blijven staan. In en buiten de Kamer kondigde hij de machtsovername door de arbeidende klasse aan. Helaas volgde die klasse hem niet; zijn partij trouwens evenmin. Haar leiders geloofden er niet in. Hadden wij niet net het algemeen mannenkiesrecht in Nederland ingevoerd? Troelstra’s woorden zouden als de ‘Vergissing van Troelstra’ de politieke geschiedenis ingaan.

Maar, regering en partijen van rechts wilden wel even laten merken dat er inderdaad van een dramatische ‘vergissing’ sprake was geweest. Er werd een ‘spontane’ demonstratie georganiseerd op het Haagse Malieveld om hulde en trouw te betuigen aan de koningin en aan de gevestigde orde. De deelname eraan was massaal. Uit het hele land waren burgers bereid om naar het Malieveld te reizen, met inbegrip van de koningin zelf. Niet voor het eerst werd Oranje ingezet tegen Rood, met doorslaand succes. Kijk, bedacht Troelstra vervolgens geschrokken, dat zijn nu de mensen die deelnemen aan referenda en die staan dus helemaal niet aan onze kant. Dat mag men het ‘Troelstra-momentje’ noemen: het genas hem voorgoed van het referendum. Het zou, dacht hij, alleen in het voordeel van ‘rechts’ uitpakken.

Het ziet er naar uit dat GroenLinks onlangs zijn eigen ‘Troelstra-momentje’ heeft beleefd. Tijdens het congres in december, waar over het verkiezingsprogramma werd beslist, werd uit het concept de voorkeur voor een correctief wetgevingsreferendum geschrapt. Dat gebeurde overduidelijk onder de indruk van het (raadgevend) Oekraïne-referendum van voorjaar 2016 waarbij een meerderheid van de opgekomen deelnemers tegen het nieuwe associatieverdrag met Oekraïne had gestemd. Een verdrag waar GroenLinks zich aanvankelijk vóór had uitgesproken. Maar, evenals andere partijen had de Kamerfractie van GroenLinks gevonden dat de kiezersuitspraak moest worden gerespecteerd en dat de pogingen van het kabinet het voorwaardelijk toch te steunen moesten worden afgewezen. Het congres floot de Kamerfractie met beslistheid terug, maar het draaide vervolgens het referendum de nek om.

Het deed denken aan het partijcongres van de PvdA in 1985, toen daar het referendum (weer) werd aanvaard, nadat het in 1946 met de vuilnisman was meegegeven. Niet consequent echter: het congresvoorstel verklaarde het referendum ook van toepassing in de gemeentelijke democratie. Dat was nu weer niet helemaal de bedoeling. In de gemeente bestuurde de PvdA mee, in de steden zelfs als dominante partij en daar wilde zij niet graag voor de voeten worden gelopen. Nationaal zat de PvdA in de oppositie met weinig uitzicht op regeringsdeelname en dus was daar het referendum veel verleidelijker. Wie sprak daar van opportunisme? Maar, zo moesten wij dat natuurlijk niet zien.

Blijkbaar is het niet eenvoudig om principieel voor het bindende referendum te zijn en tegelijk te aanvaarden dat dit vaker in het voordeel van conservatieve partijen zal uitvallen dan in het voordeel van ‘links’. Maar, als dat is wat de bevolking wil, dan moet die consequentie wel worden aanvaard. Dat noemen wij, zover bekend, democratie. Links zij zijn ‘Troelstra-momentje’ gegund; het moet vervolgens bereid zijn eroverheen te stappen.

GroenLinks is dat helaas niet gelukt; hopelijk is de weerzin, anders dan bij Troelstra, tijdelijk.



Andere recente columns