De taak van de volksvertegenwoordiger

25 november 2016, column J.Th.J. van den Berg

Vraag aan een willekeurig clubje burgemeesters in Nederland om hun denkbeelden over democratie uiteen te zetten en ze zullen onmiddellijk beginnen de gemeenteraad geheel of gedeeltelijk af te schaffen. Met dromen over ‘zelf handelen’ door het volk als alibi, worden er dan voorstellen gedaan voor ‘participatie’ door burgers in een soort van ‘directe democratie’, geheel of gedeeltelijk ter vervanging van de volksvertegenwoordiging. Het is een van de minder mooie trekken van Nederlandse burgemeesters.

Nu zal een raadsvergadering dikwijls geen pretje wezen en zeker niet, nu raden versplinterd zijn geraakt; dat vergt ongetwijfeld veel spreektijd. Soms kan je je voorts afvragen wie raadsleden denken te vertegenwoordigen als zij aan het woord zijn. Dat heeft iets te maken met hun taakbeleving: net als Kamerleden willen zij te vaak laten zien dat zij het nog beter weten dan de ambtenaren. Van lieverlee gaan zij het ambtelijk jargon overnemen. Dat maakt hen er niet verstaanbaarder op. Kijkend en luisterend publiek moet daarnaast ook al niets hebben van retorische gevechten van volksvertegenwoordigers: dat vinden zij gekift; niet ter zake dus.

Zo wordt het dus heel modern te gaan experimenteren met ‘directe democratie’, met als motief dat dit ook veel democratischer is. Afgezien van dit verkeerde motief is daar niet zoveel tegen, al moet de vruchtbaarheid ervan niet worden overschat. Zolang het niet ten koste gaat van het primaat van de vertegenwoordigende democratie. Die is ook helemaal niet verouderd, noch lokaal noch nationaal, zoals voornoemde burgemeesters graag beweren.

Democratie moet het immers niet alleen hebben van participatie, maar ook van representativiteit. Hoe waarborg je dat een besluit niet alleen met veel steun wordt genomen (zoals in een directe democratie allicht het geval is), maar dat die steun ook representatief is voor wat er in de bevolking over wordt gedacht? In de directe democratie beslist immers niet het volk maar het meest actieve en luidruchtige deel van het volk. Er is een zorgvuldig proces van selectie nodig om besluiten mogelijk te maken die representatief zijn voor de bevolking als geheel. Daarvoor biedt de vertegenwoordigende democratie mogelijkheden die de directe democratie helemaal niet heeft.

Dat is dan ook het paradoxale aan de opvattingen van, bijvoorbeeld, de PVV over directe democratie en (bindende) referenda. De kans dat haar eigen aanhang eraan deelneemt, is kleiner dan dat haar tegenstanders meedoen; de PVV heeft een relatief grote aanhang die niet erg politiek geëngageerd is. De deelname aan referenda ligt, uitzonderingen daargelaten, een stuk lager dan aan verkiezingen. Succes voor de PVV-achtigen is vooral dan verzekerd, als de meerderheid van de bevolking het nut van een referendum niet ziet en weigert zich uit te spreken, zoals het geval was bij het raadgevende Oekraïne-referendum. Daarom was het ook zo voorbarig van partijen als de PvdA om vooraf vast te leggen dat de uitslag zou worden gevolgd.

Jammer is dat Nederland lichtelijk wordt geteisterd door de diepe overtuiging dat het parlement er louter is om de voorkeuren en de gevoelens van de bevolking zo nauwgezet mogelijk te weerspiegelen 1). Vandaar onze grote liefde voor de tot het uiterste gedreven evenredige vertegenwoordiging. Wij vergeten consequent dat vertegenwoordiging ook iets anders is naast ‘weerspiegeling’, namelijk organisatie van handelingsvermogen. Wij laten immers besluitvorming ook aan een klein gezelschap mensen in het gemeentehuis of op het Binnenhof over, omdat er moet worden gehandeld, liefst een beetje tijdig en effectief.

Als iemand van ons voor de rechter moet verschijnen, maakt hij gebruik van een advocaat die hem ‘vertegenwoordigt’. Dat wil zeggen dat hij of zij handelt in ons belang, maar wel met de vakbekwaamheid waarover de advocaat beschikt. Die levert hem het vermogen om voor de rechtbank effectief op te treden. Daarbij gaat hij onvermijdelijk zijn eigen weg. Het zijn precies vakbekwaamheid en handelingsvermogen die, net als de advocaat, de volksvertegenwoordiger onderscheiden van het volk zelf.

Zonder volksvertegenwoordigers gaat het dus niet; sterker nog, heeft de democratie al gauw ernstig te lijden. Directe democratie kan daarvoor niet in de plaats treden; zij zal ontaarden in de tirannie van de meerderheid, zoals de stichters van de Amerikaanse republiek al wisten. Het referendum is op zijn best een ultimum remedium, omdat zelfs een zorgvuldig samengestelde volksvertegenwoordiging een enkele keer mistast.


  • 1) 
    In een beroemd geworden essay maakt Hannah Pitkin onderscheid tussen representatie als ‘standing for’ en als ‘acting for’. H.F. Pitkin, ‘The Concept of Representation’, in: H.F. Pitkin (ed.), Representation, New York 1969.


Andere recente columns