Het 'Europese idee'

12 december 2014, column J.Th.J. van den Berg

De Europese Unie is niet alleen een marktunie, gericht op wederzijds voordeel. Als dat het enige was, zou zij de eurocrisis niet hebben overleefd. De Unie is een gemeenschap van waarden, drager van wat Frans Timmermans onlangs terecht ‘het Europese idee’ heeft genoemd 1). Daarmee doelde hij op het karakter van de Unie als een gemeenschap van democratische rechtsstaten, die bovendien voor zijn bevolking bestaanszekerheid en een behoorlijk levenspeil waarborgt. In het laatste opzicht verschilt de Europese Unie van de Verenigde Staten. Deze centrale waarden vinden alle hun oorsprong in Europa.

Toen er in 2005 moest worden gestemd over het Europese Constitutionele Verdrag ging het in de discussie daarover veel te veel over alleen dat wederzijdse voordeel en te weinig over wat er meer ideëel op het spel stond. Wie in de aanloop naar het referendum het karakter van de Unie als vredesorganisatie benadrukte werd uitgemaakt voor lijder aan aderverkalking. Wie wees op de bedreigingen voor Europa, in het bijzonder aan de hier twee keer besproken ‘oostgrens’, was een paniekzaaier. Sinds 17 juli van dit jaar en de aanslag op MH-17 weten wij beter.

Niet iedereen omhelst ‘het Europese idee’. Sterker nog, Europa wordt omgeven door staten die rechtsstaat, democratie en sociale rechten beschouwen als een effectieve bedreiging van hun macht en zelfs voortbestaan. In tegenstelling tot het oude IJzeren Gordijn dat naast veel leed ook duidelijke en stabiele verhoudingen schiep, is alles aan Europa’s oostgrens diffuus, instabiel en potentieel hoog explosief. Met mogelijk zware schade voor de Europese Unie.

Die ‘oostgrens’ loopt ook door onze eigen maatschappij heen, in het bijzonder in de grote steden. Dat is de prijs van de multiculturaliteit die wij zelf in huis hebben gehaald en waarop wij alert dienen te zijn. Verreweg de meeste migranten aanvaarden de democratische rechtsstaat, als zij die als vluchteling al niet bewust hebben opgezocht. Maar, onder hen bevinden zich kernen die de democratische rechtsstaat net zozeer verwerpen als, bij voorbeeld, de ISIS-beweging in het Midden-Oosten. Of die kernen door terreur ernstige schade zullen aanrichten is niet primair afhankelijk van Nederlandse veiligheidsmaatregelen. Het hangt uiteindelijk af van een zodanig sterke democratische overtuiging onder alle etnische en religieuze gemeenschappen in ons land, dat zij zelf het gevaar zien en bereid zijn het aan te pakken, of aan de justitie te melden.

Dat betekent een veel groter zuinigheid op de democratische rechtsstaat dan wij sedert 1989 gewend zijn geraakt, toen het allemaal vanzelf leek te spreken. Zuinigheid daarmee betekent onder andere het waken tegen een ‘populistic democracy’ 2), zoals het in de literatuur heet. Dit is een opvatting over democratie die de gekozen meerderheid in alles beslissend acht. Die geen oog heeft voor de contragewichten en grondrechten van de Res Publica, die er zijn om ons tegen een doorgeslagen meerderheid te beschermen. Die de ongeremde vrijheid van opinie belangrijker vindt dan andere grondrechten, zoals de vrijheid van godsdienst, hoewel grondrechten gelijkwaardig zijn. Die niet wenst in te zien dat die grondrechten deel uitmaken van ‘het Europese idee’ en ons dus verplichten ons aan Europese gezaghebbende uitspraken te conformeren, ook als ons dat even niet past. Alleen zo overtuigen wij onze medebewoners, van welke herkomst zij ook zijn.

‘Het Europese idee’ moet ook nog tot iets anders stimuleren: het aanvaarden van gezamenlijke verantwoordelijkheid voor democratische en rechtsstatelijke waarden in de hele Europese Unie en haar lidstaten. De Europese Commissie is daar, in de aanloop naar toetreding van tien nieuwe lidstaten in 2004 veel te nonchalant in geweest: zij keek te veel naar de economie en te weinig naar de democratie. Het Europees Parlement moest toen zwaar op de rem trappen. Ook bij de vraag naar opname van nieuwe leden sedertdien ging het te veel over aanvaardbaar welvaartsniveau (en het risico van ‘Poolse loodgieters’) en te weinig over verlangen en groei naar democratie en rechtsstaat naast groeiende welvaart. Als al eerder opgemerkt: welvaart en democratische rechtsstaat zijn niet los leverbaar 3).

Het Europese Parlement zou niet slechts nieuwe Commissarissen moeten screenen. Het zou periodiek elke lidstaat in een grondig parlementair onderzoek moeten screenen op de staat van de democratie, de rechtsstaat en de sociale bescherming. De bereidheid tot zelfcorrectie zou er onmiskenbaar door groeien. Uiteindelijk zou het gezag van het Europese Parlement zelf ermee gediend zijn.

Dit is de derde en laatste column in een serie over de Europese democratie. De vorige zijn verschenen op 14 en 28 november.

Deze column is tevens de 250e van Joop van den Berg op de site ‘Parlement en Politiek’.


  • 1) 
    Frans Timmermans, De oostgrens van Europa. Met Realpolitik idealen verwezenlijken, (H.J. Schoo-lezing 2014), Amsterdam: Elsevier, 2014, 16 – 20.
  • 2) 
    Robert A. Dahl, Preface to Democratic Theory, Chicago/London 1954, 34 – 62.
  • 3) 
    Het gaat hier om een parafrase van een uitlating van oud-minister Ernst Hirsch Ballin, die uitsprak dat ‘democratie en rechtsstaat niet los leverbaar’ zijn. Hetzelfde geldt op den duur, naar mijn overtuiging, voor algemene welvaart en democratische rechtsstaat.


Andere recente columns