Een vriendelijke 'patrijzenhoeder'

1 augustus 2014, column Bert van den Braak

Het in de CHU geldende adagium: niet de majoriteit (de meerderheid), maar de autoriteit (het gezag van het Woord) geeft de doorslag bij het bepalen van een standpunt, maakte de taak die H.W. Tilanus ruim twintig jaar als fractievoorzitter bekleedde, niet eenvoudig. PvdA-voorman Jaap Burger vergeleek de CHU-fractie met een koppel patrijzen, dat elke keer als er een schot werd gelost alle kanten opvloog. Tilanus beaamde dat, maar - zo voegde hij er aan toe - ze komen wel allemaal steeds weer op het zelfde 'nest' terug.

Er was geen fractie die zo vaak en bij zulke belangrijke beslissingen verdeeld stemde als de CHU-fractie. Een tegenwoordige kiezer zou bij zo veel verdeeldheid ongetwijfeld denken: waarop stem ik eigenlijk? Maar voor CHU'ers was de geboden ruimte voor Kamerleden juist een groot goed. Het betekende wel dat in de Unie (een bewust gekozen 'partij'-naam) volstrekt tegengestelde opvattingen tegenover elkaar stonden. CHU-senator F.C. Gerretson beschouwde en betitelde CHU-leden die meewerkten aan de naoorlogse dekolonisatiepolitiek als landverraders. En CHU-Tweede Kamerlid J.J.R. Schmal rebelleerde in 1952 openlijk tegen partijleider Tilanus. Nadien maakte Schmal nog elf jaar deel uit van de door Tilanus geleide fractie.

De in 1884 in Deventer geboren Hendrik Tilanus was aanvankelijk officier, een beroep dat ook zijn vader had uitgeoefend. Daarna werd hij docent aan de Koninklijke Militaire Academie in Breda. In 1917 werd Tilanus partijsecretaris, een functie die hem contacten (tegenwoordig zouden we dat een netwerk noemen) in het gehele land opleverde. Dat leidde in 1922 tot een Tweede Kamerzetel, die hij tot juni 1963 behield. In de Kamer trad hij op als onderwijs- en defensie-woordvoerder. Van belang voor zijn Kamerwerk was ook het door hem beklede secretariaat van de Onderwijsraad. Hij vervulde die functie van 1919 tot 1951. Na fractiesecretaris te zijn geweest, werd hij in 1939 als opvolger van De Geer fractievoorzitter.

In de vooroorlogse CHU-fractie behoorde Tilanus eerder tot de conservatieve dan tot de progressieve vleugel. Hij stemde tegen het opnemen van de mogelijkheid voor vrouwen om burgemeester of gemeentesecretaris te worden, wees een spellingshervorming af en keerde zich (anti-Rooms zijnde) in de fractie tegen een oplossing voor de crisis rond het gezantschap bij de paus. De Bezetting lijkt invloed te hebben gehad op zijn politieke standpuntbepaling. Tijdens zijn gevangenschap in Buchenwald en later in Haaren en Sint-Michielsgestel kwam hij intensiever in aanraking met andersdenkenden. Het leverde hem onder meer een goede verstandhouding met Willem Drees op.

Na de bevrijding bevorderde hij de toetreding van Lieftinck tot minister van Financiën in het kabinet-Schermerhorn. Een door sommigen gewenst samengaan van CHU en ARP verhinderde hij en tot verrassing van menigeen behield de CHU onder zijn leiding een sleutelpositie in de Nederlandse politiek. Die kwam vooral tot uiting toen de CHU in 1948 regeringspartij werd. Tilanus had zich in 1946 aangesloten bij de (felle) oppositie tegen het Indonesië-beleid, maar als lid van een staatscommissie die een Grondwetsherziening voorbereidde, veranderde hij van standpunt. Daardoor stemde in mei 1948 de gehele CHU-fractie vóór een grondwetswijziging die een nieuw rijksverband mogelijk moest maken.

Die koerswijziging werd hem in de CHU niet alom in dank afgenomen en hij besefte ook dat een deel van zijn achterban daarin niet meeging. Niettemin bleef hij die - uiteindelijk onvermijdelijke - koers volgen; zelfs toen hij bij de stemming over de soevereiniteitsoverdracht in zijn eigen fractie in de minderheid kwam. Als partijvoorzitter en fractievoorzitter steunde hij bovendien loyaal de kabinetten-Drees, waarbij de verdeeldheid van zijn fractie nauwelijks een probleem was (zolang KVP en PvdA maar samen optrokken). De tegen hem in 1952 gerichte oppositie in de Unie wist hij bekwaam te weerstaan. Hij trad daarbij soms zelfstandig en met gezag op. Wel werd hem soms verweten zich te veel te richten naar de koers van KVP-collega Romme. Zijn prestige in de CHU gaf hem de ruimte om tegen zijn eigen fractie of zelfs tegen de meerderheid van zijn partij in te gaan.

Als een op consensus gerichte politicus verbaasde hij zich over de breuk in het vierde kabinet-Drees (tot uiting komend in zijn gevleugelde woorden 'Moet dat nu zo?'), maar hij was realist genoeg om het onvermijdelijke daarvan in te zien. Even loyaal werkte hij daarna mee aan totstandkoming van het confessioneel-liberale kabinet-De Quay. Zijn principiële verzet tegen de Mammoetwet (de omvangrijke wet tot regeling van het gehele voortgezet onderwijs) gaf hij in 1962 echter niet op.

Dat leidt tot het beeld van een vriendelijke op overleg en samenwerking ingestelde politicus, maar wel met principiële standpunten en niet bang om tegen de stroom in te gaan. In die zin was Tilanus misschien wel gecompliceerder dan de machtspoliticus die zijn collega-fractievoorzitter Romme was.

Dit is de tweede column in een vierdelige zomerserie over politieke leiders in de jaren vijftig van de twintigste eeuw



Andere recente columns