Parlementair gewicht

30 mei 2014, column J.Th.J. van den Berg

Wim Voermans en Jerfi Uzman, hoogleraar resp. docent staatsrecht bij de Universiteit Leiden, hebben in de afgelopen maanden hard gewerkt aan een Europese ‘verkiezingsweegschaal’. Daarbij hebben zij de hulp verkregen van het Parlementair Documentatiecentrum (PDC), dat onder andere de website in de lucht houdt, waarop de lezer van deze column kan kennisnemen.

Die weegschaal doet een poging de zwaarte (lees: politieke ervaring) in beeld te brengen van de kandidaten voor het lidmaatschap van het Europese Parlement. Daarbij zijn niet alle kandidaten uit alle lidstaten meegerekend, maar dan toch tenminste uit elf daarvan. Bovendien zijn niet alleen lidstaten en partijen met elkaar vergeleken, maar ook drie Europese parlementen: dat van 2004, van 2009 en van 2014. Dat heeft heel wat zoek- en telwerk gekost, maar de resultaten zijn dan ook de moeite van het bestuderen waard.

Het gewicht van kandidaat-parlementariërs wordt zwaarder geacht, als zij ervaring hebben als lid van hun nationale parlement dan wel als premier, minister of staatssecretaris. Wat ook meetelt, is ervaring in maatschappelijke functies met grote politieke betekenis, zoals het voorzitterschap van de werkgeversorganisatie of de vakbeweging. Uit deze gewichtsbepaling blijkt dat België door de jaren de meeste zwaargewichten naar het Europese Parlement heeft gestuurd, zoals de oud-premiers Martens, Verhofstadt en Dehaene. Daar staat Nederland tegenover, dat geheel onderaan bungelt met (bijna) geen enkel politiek zwaargewicht. Scoort België volgens de meting van Voermans en Uzman telkens minstens 300 punten, Nederland komt niet verder dan 112. De meeste andere gemeten lidstaten scoren doorgaans boven de 200 punten; Nederland bungelt dus echt erg onderaan.

Tweede bevinding is dat het gewicht van de kandidaten sinds 2004 in de meeste lidstaten is gestegen, vooral in de grote lidstaten zoals Frankrijk, Spanje, Duitsland en Groot-Brittannië. Dat is overigens in Nederland ook het geval.

De euroscepsis van de Britten is weliswaar al heel oud, maar die heeft daar nimmer geleid tot onderschatting van het belang van de Europese Unie. Dat geldt ook voor de competentie van hun Europarlementariërs. Toch onderscheidt hen wel iets van parlementariërs uit andere grote lidstaten. Sturen vooral Spanje en Frankrijk steeds meer nationale zwaargewichten naar Straatsburg, de Britten vergroten hun gewicht door langdurige carrières in het Europese Parlement zelf. Leden met drie perioden ervaring die zich opnieuw hebben gekandideerd zijn geen uitzondering.

De Nederlandse partijen maken het zichzelf in dit ‘geweld’ van zwaargewichten in dubbel opzicht moeilijk. Niet alleen voelen oud-politici in Nederland zich te deftig voor het Europese Parlement en lokt blijkbaar, zoals bij Balkenende en Bos, het inkomen in het bedrijfsleven meer. Ook in het Europees Parlement opgebouwde ervaring, dat de Britten zo behulpzaam is, wordt niet erg gewaardeerd. Elke vijf jaar moet er weer een fris en fruitig nieuw gezelschap klaarstaan. Zo werd dit jaar het ervaren zwaargewicht Wim van de Camp bij het CDA als lijsttrekker vervangen door een mevrouw van een onbekend merk. Eerder, in 2009, had de ervaren christendemocrate Ria Oomen haar plek alleen weten te behouden met behulp van voorkeursacties. De PvdA heeft dit jaar al haar ervaring in het parlement moeten verwijderen wegens elementair onvermogen tot samenwerking.

Gelukkig hebben de liberale partijen, VVD en D66, de wijsheid gehad hun fracties redelijk intact te laten. Daardoor is de delegatie van beide naar de Europese liberale fractie verreweg de zwaarste uit Nederland. En ook de meest bekende: Hans van Baalen en Sophie in ’t Veld zijn intussen vertrouwde en gezaghebbende figuren geworden.

Sophie in ’t Veld en de nu vertrekkende Corien Wortmann laten zien dat gebrek aan gewicht aan het begin lang niet alles zegt. Voor wie dat wil en kan biedt het parlement ook aan onbekend talent mogelijkheden zich daarin tot een zwaargewicht te ontwikkelen. Zoals in elke internationale context: dat kost veel tijd en geduld.

Zwaargewichten zijn niet louter een voordeel. Zij zijn moeilijk te krijgen tot het taaie ongerief van het dagelijkse parlementaire werk en de volharding die nodig is voor een succesvol rapporteurschap. Niet toevallig werd er, kort na de eerste directe verkiezing van het Europese Parlement in Duitsland spottend opgemerkt: ‘Haste noch ein’ Opa, schick ihn nach Europa’.

De gang naar Brussel en Straatsburg moet ook weer geen parlementaire bejaardenzorg worden.



Andere recente columns