Het kon ook niet anders

3 januari 2014, column Bert van den Braak

Het is voor een columnist altijd leuk om - in ieder geval voorlopig - gelijk te krijgen. November 2012 schreef ik dat het kabinet ondanks de wankele basis in de Senaat best kon overleven, als kabinet en (enkele) oppositiefracties maar bereid waren tot wederzijdse inschikkelijkheid1). Dat was deels zeker een 'wensgedachte', maar er leek mij ook geen echt alternatief en zeker geen ander wenkend perspectief. Of de voorspelling vier jaar stand houdt, is de vraag. Enig optimisme is echter op zijn plaats.

Het zou voor het broze economische herstel - en dus voor ons allemaal - bijna dramatisch zijn geweest wanneer we weer in een politieke crisis terecht waren gekomen. Het vertrouwen zowel bij consumenten als bij investeerders en handelspartners zou een flinke knauw hebben gekregen. Goed beschouwd kon en mocht het niet anders gaan, dan zoals het afgelopen jaar is gebeurd.

Gelukkig beseffen de meeste partijen dat ook en realiseren zij zich tevens dat nieuwe verkiezingen geen oplossing zouden bieden. De uitkomst daarvan was waarschijnlijk de komst geweest van een kabinet waaraan vrijwel dezelfde partijen deelnemen die ook nu al samenwerken. SP en PVV zijn immers geen potentiële regeringspartijen. En het CDA lijkt te hebben gekozen voor het zoeken van zijn kracht in het isolement. Het CDA-alternatief: meer bezuinigen, minder lastenverzwaring en minder nivellering (het niet extra ontzien van de laagste inkomens), had het sociale akkoord ondergraven en was (en is) om die reden niet erg reëel.

Dat bij de formatie een weeffout is gemaakt door onvoldoende rekening te houden met de benodigde meerderheid in de Senaat is vooralsnog onbewezen. De kans op vorming van een drie-, vier- of zelfs vijfpartijenkabinet was uiterst gering en had een zo mogelijk nog hachelijker onderneming betekend. 'Oud paars' (VVD, PvdA, D66) was sowieso onvoldoende geweest, omdat die combinatie evenmin over een meerderheid in de Eerste Kamer beschikt.

Je kunt alleen zeggen dat het kabinet duidelijk moest wennen aan de gedachte dat onderhandelingen nodig waren om tot een solide meerderheid te komen. Solide betekent in dit geval: een meerderheid die ook in de Eerste Kamer voldoende is. De wetmatigheid dat fracties in beide Kamers in het algemeen een zelfde stemgedrag vertonen, maakt een ruime meerderheid in de Tweede Kamer immers noodzakelijk.

Ik geef toe dat die meerderheid krap is (in de Eerste Kamer immers slechts achtendertig zetels), maar zo'n krappe meerderheid was er eerder. In de jaren 1999-2002 hadden PvdA, VVD en D66 (Paars II) samen ook slechts achtendertig Senaatszetels en toen hoorde je er niemand over dat slechts één dissident dat kabinet een spaak in de wielen kon steken. Eerder wees ik er al op dat de Eerste Kamer per definitie een onzekere factor is2). Tijdens het kabinet-Lubbers III frustreerde de CDA-Senaatsfractie bijvoorbeeld de voorstellen voor een nieuw stelsel van ziektekosten (Plan-Simons). Die mogelijkheid is nu eenmaal inherent aan de machtspositie van de Eerste Kamer in het proces van wetgeving. Wie dat onwenselijk vindt, moet met voorstellen komen om dat te veranderen.

Het nieuwe jaar kan door het kabinet met een zeker vertrouwen tegemoet worden gezien. Het bereiken van akkoorden over ingrijpende hervormingen en vooral over bezuinigingen, is aanmerkelijk ingewikkelder dan het tot stand brengen van wetgeving. Uiteraard moet het afgesproken (financiële) kader gehandhaafd blijven, maar wetgeving biedt meer mogelijkheden tot enige 'uitruil'. Een kabinet kan bijvoorbeeld toezeggingen doen over overgangsrecht, tempo van implementatie of evaluatie. De behandeling van de Wet verhuurdersheffing liet dat al zien.

Voor ieder kabinet geldt uiteraard dat zich onverwachte gebeurtenissen kunnen voordoen die tot spanningen leiden. Maar dergelijke (bijna) conflicten spelen zich in het algemeen af óf in het kabinet, óf in de Tweede Kamer en dan speelt in ieder geval niet het probleem dat het kabinet geen meerderheid in de Senaat heeft. Vooralsnog lijken Rutte en Samsom alles in werk te willen stellen om het kabinet vier jaar overeind te houden. Of VVD en PvdA aan het eind van de rit daarvoor worden afgerekend of beloond, valt nog te bezien. De kans dat het laatste gebeurt, is echter zeer voorstelbaar.




Andere recente columns