Het laatste koninklijk moment

28 december 2012, column J.Th.J. van den Berg

Voor het eerst is de Tweede Kamer er in 2012 in geslaagd de kabinetsformatie naar zich toe te trekken en de koningin erbuiten te laten. Bij dat succes is zij geholpen door de kiezers, die nauwelijks meer keuze lieten dan een coalitie van VVD en PvdA. De politieke leiders hebben de formatie vervolgens niet laten mislukken. De vraag is of de koningin zo gemakkelijk terzijde had kunnen blijven staan, als de verkiezingsuitslag of de formatie zelf tot complicaties had geleid. Er is nu in elk geval een feit geschapen dat de Tweede Kamer in de toekomst verplicht; zij kan nu niet meer terug zonder zwaar gezagsverlies.

Er is overigens geen enkele reden om dat voor de koningin ‘zielig’ te vinden, zoals een verslaggeefster van het NOS-journaal op Eerste Kerstdag slecht geïnformeerd beweerde. Veeleer valt aan te nemen dat de koningin al lang genezen is van het idee, dat zij daadwerkelijk heilzame invloed kan uitoefenen op de kabinetsformatie (tenzij wellicht in een kabinetscrisis tussentijds) of dat zij hiermee haar ‘laatste restje politieke macht’ heeft ingeleverd. Het gaat, naast Prinsjesdag, slechts om haar laatste zichtbaarheid in de politiek.

Van politieke macht is bij de formatie geen sprake; het gaat om een ritueel dat niet eens zonder risico’s is. Juist de laatste tien jaren is de kabinetsformatie zozeer gepolitiseerd geraakt, dat elke poging van de koningin of een van haar formele adviseurs om de procedure een beetje ‘netjes’ te houden door de naast betrokkenen als hinderlijke barrière wordt beschouwd. In 2010 dreigde Majesteit zelfs een paar keer met de vingers tussen de wringer te raken, hoewel zij niet meer deed dan haar constitutionele plicht. Als de vervulling van het laatste al wordt gezien als ‘politieke interventie’, dan is het beter de koningin (en a fortiori straks de nieuwe koning) van deze taak te bevrijden.

Soms lijkt het erop, dat de koningin het allemaal van verre heeft zien aankomen. Tegelijk met de verder verzwakkende rol in de kabinetsformatie heeft zij van haar kersttoespraak geleidelijk een meer politiek relevant werkstuk gemaakt. In de eerste tien jaar bleef de tekst sterk gebonden aan hele algemene termen en ietwat ondoordringbaar proza, met zelfs een wat mystiek tintje. Koningin Beatrix bleef daarmee aanvankelijk in de traditie van haar moeder. Naarmate de jaren vorderden, kreeg de kersttoespraak meer concrete inhoud, zoals dat overigens ook gold voor toespraken bij staatsbezoeken en bij bijzondere gelegenheden, zoals op 5 mei 1995. De kersttoespraak werd, als men wil, ‘politieker’, hoe terughoudend ook geformuleerd. Dat was zeker het geval met de toespraak van 2012, die een pleidooi inhield voor Europa en de ‘Europese samenwerking’. (Het woord ‘integratie’, laat staan ‘federatie’ werd echter zorgvuldig vermeden.) Het lijkt er voorts op dat niet elk woord meer achterwege wordt gelaten waaraan iemand zich zou kunnen storen. Naarmate Majesteit ouder wordt, lijkt haar dat ook niet meer te deren.

Duidelijk is dat de koningin niet het voorbeeld heeft willen volgen van de Britse koningin, die er een soort familiepraatje met lichtbeelden van maakt en ook niet van de Belgische koning die zich gedwongen ziet het land België te verdedigen en die meer dan eens zijn politici toespreekt over de band van de kijker. Koningin Beatrix heeft zich meer het voorbeeld voor ogen gesteld van de gewezen Duitse president Von Weiszäcker of de huidige president Gauck, die relevante teksten leveren zonder zich in partijpolitiek te begeven. Die hebben daarvoor overigens meer bewegingsvrijheid dan onze koningin. Dat zij dat kan doen, is toe te schrijven aan een minister-president met enige courage, die bereid is te zien dat de ministeriële verantwoordelijkheid er niet alleen is om te beperken maar ook om ruimte te scheppen, zoals de oud-vicepresident van de Raad van State, Tjeenk Willink het ooit heeft uitgedrukt.

Daarmee is de kersttoespraak geworden tot het laatste ‘koninklijke moment’ in de Nederlandse politiek, het moment waarop de koningin van een eigen overtuiging en visie kan blijk geven. Zonder risico is dat niet, vooral niet in het gezelschap van zure critici van het slag Wilders. Er is een premier bij nodig die niet bang is uitgevallen. Gelukkig is premier Rutte niet van het bange soort.



Andere recente columns