Tegen 'het grote gebaar'

20 april 2012, column J.Th.J. van den Berg

Zo’n twintig jaar geleden vroeg de directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, Paul Schnabel, zich tijdens een rede bijna terloops af of het gemeentebestuur zich niet ontwikkelde tot ‘functioneel bestuur’. Wat hij bedoelde was, dat een gemeentebestuur zich lang niet meer met alles bezighoudt wat voor burgers relevant is, maar het terrein van zijn zelfstandige werkzaamheid langzaam ziet inkrimpen tot een tamelijk beperkt takenpakket. Zoals altijd al het geval is geweest met het waterschap: dat is met een aantal specifieke taken belast die direct verbonden zijn met ons water.

Over die opmerking ben ik blijven nadenken. De eerste bevinding was, dat wat opgaat voor de gemeente – haar ‘functionalisering’- voor elke laag van ons openbaar bestuur geldt. De staat mag pretenderen dat hij het nog steeds over de hele linie voor het zeggen heeft, maar ook dat is niet langer waar. Hij heeft essentiële taken aan Europa afgestaan. Maar ook internationale (economische) machtsverhoudingen beperken de vrijheid van handelen van de nationale staat steeds sterker. De Amerikaanse kredietcrisis was er om het ons duidelijk te maken.

Voor de gemeente speelt er, behalve centralisatie van belangrijke overheidsinterventies, nog iets anders. Burgers voelen zich in lang niet alle opzichten meer met hun gemeente verbonden. Daarvoor zijn zij te mobiel geworden. In veel plaatsen gaat elke ochtend een belangrijk deel van de bevolking de stad uit naar zijn werk en er komen vele anderen met hetzelfde doel naar binnen. Jongeren gaan de gemeente uit voor hun (voortgezet) onderwijs, maar ook voor hun vermaak. Hun vrienden, al dan niet via social media verworven, zitten letterlijk overal. Maar, ook voor bijzondere aankopen of culturele activiteiten voelt niemand zich meer aangewezen op zijn woonplaats.

Wat bindt mensen dan nog aan hun gemeente en waarop moet het gemeentebestuur zich dus in de eerste plaats richten? Wat inwoners bindt, is het feit dat zij in de gemeente wonen. Dat wonen brengt een aantal behoeften en activiteiten mee die er direct mee zijn verbonden: de voorziening in eerste levensbehoeften, de kinderopvang en het basisonderwijs maar ook de ouderenzorg. Daarnaast: het fysieke en sociale onderhoud van de woonomgeving. Integratie en wederzijdse aanpassing van bevolkingsgroepen is aan de woonplaats verbonden. Daar ligt ook de kern van wat van het gemeentebestuur wordt verlangd. Het maakt dat inwoners de gemeente zien als de uitbreiding van hun huiskamer en niet meer als de publieke omgeving waar alles gebeurt.

Geen wonder, dat inwoners van hun gemeentebestuur in de allereerste plaats vragen dat het veiligheid waarborgt: sociale veiligheid tegen overlast en criminaliteit naast fysieke veiligheid tegen het risico van ernstige ongevallen. Geen wonder ook, dat inwoners van hun gemeentebestuur vragen hun leefomgeving onaangetast te bewaren en liefst te behoeden voor verandering. Niet toevallig klagen gemeentebestuurders dat hun burgers bereid zijn om ‘elke grasspriet op de Monumentenlijst te zetten’. Dat stelt aan hun optreden bijzondere eisen. Zij hebben zelf bij tijd en wijlen behoefte aan het ‘grote gebaar’, aan nieuwe stedenbouwkundige projecten, die zij zien als noodzakelijke kwaliteitsverhoging. (Wat vaak ook zo is.)

De jaren tachtig waren het laatste decennium waarin vol ambitie en trots wethouders grote projecten van stedelijke vernieuwing aanpakten. Zij kregen er faam mee onder de kenners en hun steden gingen er ook echt beter uitzien, nadat de industrie eruit was verdwenen en de verloedering had toegeslagen. Maar de inwoners dachten er anders over en stemden zulke wethouders (in onevenredige mate behorend tot de PvdA) met harde hand weg, hen misprijzend als ‘megalomaan’. Het was de tijd waarin overal de Leefbaar-stroming opkwam. Grote gebaren waren niet meer gevraagd.

Voor de burgemeester is er een bijzondere taak bij gekomen. Elke zware inbreuk op de veiligheid brengt volslagen ontreddering met zich mee, zoals zichtbaar werd bij de vuurwerkramp in Enschedé of de schietpartij in het buurtwinkelcentrum in Alphen aan den Rijn. Daartegen moet niet alleen met daadkracht worden opgetreden, maar van de burgemeester wordt daarnaast gevraagd de vrede terug te brengen, zijn bevolking te troosten en te bemoedigen.

De reactie op ernstige incidenten laat op navrante wijze zien wat de gemeente is geworden: de huiskamer in het groot van zijn inwoners, die daar de veiligheid zoeken die zij in hun werk en in het verkeer veel minder belangrijk vinden.



Andere recente columns