Populisme, de moraal van het verhaal

24 februari 2012, column J.Th.J. van den Berg

Het populisme in Nederland, maar ook elders in Europa, wordt vaak beschreven als verwerpelijk en gevaarlijk. Dat gebeurt onder andere, omdat het meer dan eens, ten onrechte, op één hoop wordt geveegd met rechts extremisme. Het minste verwijt is nog dat de stroming werkt als ‘drijfzand’*), wat ook niet kan zijn bedoeld als compliment.

Het is ingewikkelder. Ten dele gaat het bij populistische partijen om legitieme kritiek en verlangens. Ten dele gaat het om opvattingen waarmee men het zwaar oneens kan zijn, maar die in het democratische repertoire passen en daarom legitiem zijn. Ten dele gaat het om verwerpelijke karaktertrekken die buitengewoon schadelijk zijn voor vreedzaam samenleven in een maatschappij als de onze.

Populisten leveren terechte kritiek op een gedepolitiseerde discussie over maatschappelijke vraagstukken, alsof die niet ideologisch van karakter zouden zijn. De eigenaardigheid van kabinetten vanaf ‘paars’ is geweest dat er een stemming ging ontstaan, alsof de politieke besluitvorming alleen nog maar over ‘overheidsadministratie’ ging.

Wat heel schadelijk was voor het karakter van politieke discussies en de indruk kon wekken, dat regering en parlement zich hadden ontwikkeld tot een kartel van partijen en functies zonder reële tegenstellingen. SP en PVV hebben beide terecht hun anti-technocratische kritiek laten gelden. Misschien in ‘te simpele’ bewoordingen; maar vooral omdat de bewoordingen van de traditionele partijen ‘te ingewikkeld’ waren en zijn. Zij wisten bovendien duidelijk te maken dat de ‘technocraten van het midden’ bezig waren grote vraagstukken minstens schijnbaar te verdonkeremanen.

Even terecht was en is de kritiek op een regentenmentaliteit, die maar niet bij machte is enig voorstel tot democratisering van de Nederlandse politiek te accepteren, laat staan te stimuleren. Zelfs D66 deed er weinig aan toen het echt kon, bij voorbeeld tussen 1994 en 1998 in de eerste paarse coalitie. Uiteindelijk verloor het ook nog de strijd om het referendum en liet het dat gebeuren. Met de gekozen burgemeester, van hetzelfde laken een pak.

Op andere terreinen is het populisme voor geharnaste kritiek vatbaar, maar daargelaten dat andere partijen dat ook zijn, het gaat om standpunten die in een democratie niet verboden zijn, hooguit onrealistisch of voor ernstige kritiek vatbaar. Dat geldt, wat mij betreft, het sterkst voor de weerstand tegen verdere Europese integratie maar ook voor het samengaan van economisch rechtse opvattingen tegenover linkse sociale voorkeuren. Die voorkeuren moeten immers wel worden bekostigd en dat kan nauwelijks met lastenverlaging. Maar, als gezegd, dat probleem had wijlen de KVP al. En als het aan de PVV ligt, zijn wij overgeleverd aan de cultuurbarbarij; lokaal geldt dat her en der trouwens ook voor de SP. Beide zien de kunsten als iets voor een elite; dat kan blijkbaar altijd (veel) minder.

Er is ook een verwerpelijk populisme: dat lijdt aan xenofobie en aan de behoefte burgers van vreemde komaf te behandelen als tweederangs inwoners, die niet moeten integreren maar zich aanpassen en die een religie hebben meegebracht die wij niet mogen aanvaarden als gelijkwaardig aan andere vormen van religie of bewust ongeloof. Verwerpelijk is de behoefte de vrijheid van meningsuiting enerzijds totaal te maken, maar die vrijheid tegelijk te reserveren voor de eigen groep en migranten ervan uit te sluiten, zoals van meer grondrechten.

Verwerpelijk is ten slotte de neiging wel de democratie te willen aanvaarden, maar niet de vereisten van de rechtsstaat, dankzij welke de democratie zich duurzaam kan handhaven zonder te verworden tot een ‘dictatuur van de meerderheid’, die al spoedig zal blijken een dictatuur tegen de meerderheid te zijn. Politisering van de rechterlijke macht en van andere instituties, zoals het koningschap, die de brug moeten slaan van meerderheid naar minderheid leggen de bijl aan de wortel van de rechtsstaat en uiteindelijk de democratie.

Aan dat verwerpelijke populisme heeft de SP wel geleden maar in haar ‘sociaaldemocratisering’ van recente jaren heeft zij veel daarvan losgelaten. Vreemdelingenhaat heeft zij trouwens nooit gekend. De PVV is daar nog niet aan toe en zij zal daar niet aan toekomen, zolang de partij in feite een eenmansbedrijf is zonder interne tegenspraak, die hard nodig is tegenover een leider die in de kern geen populist is zoals zijn aanhang, maar een rabiaat geworden islamhater. Misschien gaat juist dat hem opbreken.


*) Zie het essay van: Anton C. Zijderveld, Populisme als politiek drijfzand, Amsterdam 2009.

Dit is de laatste column over het populisme in een serie van drie, waarvan de eerste en tweede beschouwing zijn verschenen in week 4 en week 6.



Andere recente columns