"Soo ver te reformeren als absoluut van noode is"

28 oktober 2011, column Bert van den Braak

Op 28 november 1716 begon in de Trêveszaal aan het Binnenhof een extra-ordinaire of Grote Vergadering van de Staten-Generaal. Tien maanden later eindigde die vergadering zonder enig resultaat. Dat was het begin van de geleidelijke ondergang van de Republiek (Unie) der Zeven Verenigde Provinciën.

Het trekken van historische parallellen is een hachelijke zaak. Maar er zijn zekere overeenkomsten tussen 'onze' Republiek en de huidige EU. Net als de EU was de Republiek deels een confederatie en deels een federatie. In de EU besluit de Raad van Ministers van de 27 lidstaten over het te voeren beleid. In de Staten-Generaal kwamen vertegenwoordigers van de zeven provinciën bijeen, die (in theorie) bij unanimiteit besluiten moesten nemen over zaken die de gehele Generaliteit aangingen.

De afgevaardigden in de Staten-Generaal kregen voor de besprekingen van hun eigen provincie een instructie (last) mee en voerden zo nodig opnieuw overleg (ruggespraak) met het eigen gewest, waarvoor soms zelfs de terugreis naar de provincie nodig was. Naast het belang voor de Unie moest vooral op het eigen belang worden gelet.

Behalve de Staten-Generaal waren in de Republiek, net als in de EU, andere 'centrale' organen actief. De Raad van State speelde een belangrijke rol bij het beheer op defensiegebied en bij het bestuur van de gebieden die niet in de Staten-Generaal waren vertegenwoordigd, de Generaliteitslanden. Met name de secretaris van die Raad was een belangrijke actor. Verder was er een Generaliteitsrekenkamer en een thesaurier-generaal, die tot op zekere hoogte als 'minister van Financiën' van de Republiek was te beschouwen.

Een geheel eigen positie nam de stadhouder van Holland in. Zijn prestige ontleende hij aan de afstamming van Willem van Oranje, en daarnaast speelde hij een belangrijke militaire rol. Zijn macht kwam vooral tot uiting via benoemingen. Formeel was de stadhouder overigens dienaar van de Staten van Holland. Die Staten waren feitelijk de 'grootmacht' in de Republiek, vooral vanwege het financiële overwicht. Dat zorgde ook dat de leider van Hollandse delegatie in de Staten-Generaal, de raadpensionaris, een sterke positie had.

Aanvankelijk was de Republiek een statenbond met het oog op de strijd tegen Spanje. Defensie en buitenlands beleid waren de hoofdpeilers. In toenemende mate ging de Staten-Generaal zich echter ook met andere beleidsterreinen bezighouden. De financiën waren sowieso een cruciaal punt. En met die financiën ging het vooral door het voeren van oorlogen niet goed.

Drie jaar na het einde van de Opstand werd in 1651 in de Ridderzaal een eerste Grote Vergadering belegd om het bestuur en de financiën van de Republiek beter te regelen. Een Grote Vergadering hield in dat grotere gewestelijke delegaties dan gewoonlijk aan de beraadslagingen deelnamen. De Grote Vergadering van 1651 duurde zeven maanden en bevestigde de federale structuur van de Republiek. Strakke afspraken over het nakomen van financiële verplichtingen bleven echter uit.

Toen eind zeventiende eeuw de Hollandse bloei stokte, namen de problemen allengs toe. Opkomst van Frankrijk en Engeland verergerde dat. Bovendien traden corruptie, wanbeheer en gemis aan daadkracht aan het licht. De secretaris van de Raad van State, Simon van Slingelandt, kwam daarop met voorstellen tot versterking van de Unie. Hij schreef onder meer een nota 'Aanwijzing van de ware oorsaaken van het jeegenwoordig groot verval in de Generale regeering van den Staat der Verenigde Nederlanden en van de noodige middelen van redres [=herstel, bvdb]." Op voorstel van de Overijsselse gedeputeerde Adolf graaf van Rechteren werd in 1716 opnieuw een Grote Vergadering belegd.

Van Slingelandt vond niet alleen dat het centrale gezag moest worden versterkt, ook de traagheid in de besluitvorming door de last en ruggespraak en de geringe solidariteit tussen de gewesten moesten worden aangepakt. Zonder middelen tot het afdwingen van betalingen aan de Unie zou die ten onder gaan, zo betoogde hij. Het mocht niet baten. Zelfs over de oorzaken van verval kon de Grote Vergadering het niet eens worden, laat staan over 'middelen van redres'. Het eigen belang van de provinciën won het van het 'generale' belang. De Republiek haalde het einde van de achttiende eeuw niet.

Of de EU-Top van deze week een 'Grote Vergadering' was is twijfelachtig, maar vooralsnog lijkt een dreigende ondergang nu voorlopig afgewend. Niettemin lijkt er reden tot 'reformeren'.



Andere recente columns