Opgeklopt

16 september 2011, column Bert van den Braak

Sinds de verkiezingen van vorig jaar kreeg de Tweede Kamer al enkele keren te maken met affaires rond één van de leden. Eén lid, James Sharpe (PVV), zag daarin zelfs reden om de Kamer te verlaten. Mariko Peters (GroenLinks) besloot na een onderzoek haar zetel niet op te geven, maar het is de vraag in hoeverre zij toch niet in haar functioneren als Kamerlid is 'beschadigd'.

In het geval van Sharpe ging het om beschuldigingen van consumentenmisleiding (geldklopperij met telefoondiensten). Omdat het onder meer om betaalde sekslijnen ging, plakte PowNed het etiket 'internationale pornobaas' op hem. Daarnaast kwamen er berichten (met name in het Eindhovens Dagblad) over een geweldadig incident tijdens zijn loopbaan als atleet van het Eindhovense PSV. Sharpe zou tijdens een ruzie een clubgenoot met een schoen met spikes hebben geslagen en daarna door zijn club als lid zijn geschorst.

Bij beide beschuldigingen bleek de werkelijkheid enig geweld te zijn aangedaan. Niet Sharpe zelf was (in Hongarije) beboet, maar één van de klanten van het telecombedrijf waaraan hij leiding gaf. Het verhaal over de spikes was onbewezen en van een schorsing was geen sprake geweest. In beide gevallen veroordeelde de Raad voor de Journalistiek de handelwijze van de journalisten. Voor de beschuldigingen waren onvoldoende gronden geweest en er was zelfs sprake van 'laster'.

Bij de affaire rond Mariko Peters betrof het in eerste instantie onthullingen over mogelijke betrokkenheid bij kinderontvoering. De 'echte' zaak ging echter over de vermeende bevoordeling van haar 'geliefde' bij het verkrijgen van een projectsubsidie (advies aan het Prins Clausfonds over subsidie voor een cultureel project). De zaak betrof deels gegevens die al in 2006 bij diverse journalisten bekend waren. De 'ex' van de partner van Peters zou bron van de berichten zijn geweest, waarbij het vermoeden dat het een 'wraakactie' betrof zich sterk opdrong.

Dat de affaire zich tijdens de nieuwsluwe zomermaanden afspeelde, werkte niet in het voordeel van Peters. Het bemoeilijkte - afgaande op mededelingen daarover - het geven van een adequate reactie door de partij. Bovendien was er niet veel ander 'politiek' nieuws. Het was overigens de vraag of wat rond de subsidieaanvraag was gebeurd - het inschakelen van een recent aangegaan contact - nu zo opmerkelijk was. Het aanleggen van een persoonlijk netwerk is zowel in de ambtelijke als commerciële wereld een volstrekt ingeburgerd verschijnsel. Dat gebeurt natuurlijk niet alleen vanwege de 'gezelligheid'. Dat, zoals bij Mariko Peters, uit zo'n ambtelijk netwerkcontact een relatie ontstond, is opmerkelijk, maar ongetwijfeld zullen ook zonder dat vaak genoeg 'vriendendiensten' worden verricht. Wie anders denkt is naïef en wie dat wil voorkomen, moet 'netwerken' verbieden. Van bevoordeling bij de subsidieverstrekking bleek geen sprake.

GroenLinks was zo verstandig Peters het voordeel van de twijfel te geven en een onderzoek af te wachten. Dat was een procedure die in het verleden vaker werd gevolgd. In 1987 werd het PvdA-Kamerlid Rein Hummel ervan beschuldigd zich als wethouder te hebben verrijkt. Een commissie van goede diensten ontzenuwde dat bericht. In 1992 kon het CDA-Kamerlid Gert Koffeman zijn (opgeschorte) werkzaamheden hervatten nadat een tegen hem ingesteld gerechtelijk vooronderzoek was beëindigd zonder vervolging. Beide affaires gingen - anders dan die rond Mariko Peters - zonder veel media-aandacht voorbij.

De algemene tendens dat media veel aandacht besteden aan affaires geldt nog sterker als het zaken betreft waarbij politici zijn betrokken. Daar is op zich niks mis mee. Het is goed dat de media een rol als waakhond vervullen waar het gaat om het zuiver handelen van politici. In het verleden zijn zo enkele misstappen aan het licht gebracht. Zo moest in 1987 PvdA'er Harry van den Bergh opstappen als Kamerlid vanwege beurshandel met voorkennis. Zijn partijgenoot Hamid Houda vertrok in 1997 na onthullingen in de media over onder meer belastingontduiking.

Er zijn echter ook affaires waarbij achteraf moet worden geconstateerd dat het toch wel een slag anders lag dan zich aanvankelijk liet aanzien. Het bekendste voorbeeld daarvan is de affaire rond het declaratiegedrag door Bram Peper. Het kostte toen de nodige tijd om de feiten boven water te krijgen. Voor Peper was als minister die tijd er niet. Hij kon niet anders dan opstappen. Het onderzoek toonde later aan dat er 'inhoudelijk' geen dwingende redenen waren geweest voor dat aftreden.

Het is soms onvermijdelijk dat sneller tot publicatie wordt overgegaan dan strikt volgens journalistieke normen wenselijk is. Niet altijd is een diepgravend onderzoek direct mogelijk. Dat dwingt redacties er echter nog meer toe om zo veel mogelijk hoor en wederhoor toe te passen, bronnen tegen het licht te houden en kritisch te zijn over de eigen (voorlopige) bevindingen. De afweging 'primeur' of 'zorgvuldigheid' is niet eenvoudig, maar moet wel steeds worden gemaakt. Gelet op de twee recente (opgeklopte) affaires is er bovendien alle reden om ook journalisten steeds de maat te nemen.



Andere recente columns