Ceremonieel staatshoofd

18 maart 2011, column Bert van den Braak

U kent ongetwijfeld Christian Wulff? Nee, dat is geen zanger. En ook geen speler van Bayern München of een acteur in een Krimi. Het is de president van ons grootste buurland. Als u hem niet kent, hoeft u zich overigens niet te schamen. Bij een kleine rondvraag onder bovengemiddeld in nieuws geïnteresseerden bleek niemand te weten wie hij is.

Toch is de Duitse bondspresident niet zo maar iemand. Hij heeft, om maar wat te noemen, een belangrijke rol bij de ontbinding van de Bondsdag. Verder is zijn functie vooral ceremonieel, net als die van de meeste presidenten in de EU (Frankrijk uiteraard als uitzondering). Evenals Wulff zijn - anders dan hun vorstelijke collega's - ook Tarja Halonen (Finland), Heinz Fischer (Oostenrijk), Giorgio Napolitano (Italië) of Karolos Papoulias (Griekenland) onbekend. Als wij een president zouden hebben, zou dat niet anders zijn. Het is wellicht aardig om eens de gedachteoefening te doen wie onze president zou worden als wij de monarchie nu zouden inruilen voor een republiek. Ik dacht zelf aan Alexander Rinnooy Kan, Herman Wijffels, Andree van Es of Annemarie Jorritsma.

Nu gaat de recent weer opgekomen discussie over de staatsvorm natuurlijk niet over de vraag monarchie of republiek, maar alleen over de vraag of de Koning deel moet uitmaken van de regering. GroenLinks-Tweede Kamerlid Ineke van Gent kondigde recentelijk maar alvast aan - en dat had echt niets met de Statenverkiezingen te maken - dat zij in mei met een initiatiefwetsvoorstel komt om dat te bewerkstelligen.

Argumenten voor dat voorstel zijn dat de Koning als lid van de regering teveel beperkt is, met name bij het innemen van standpunten. Verder kan de rol bij de formatie tot discussies leiden. Er worden voorts vraagtekens gezet bij de invloed van de Koning bij ontmoetingen met de premier en andere ministers. Ten slotte lijkt het onlogisch dat de Koning als lid van de regering voorzitter is van de Raad van State, die nu juist de belangrijkste adviseur van diezelfde regering is.

Om met dat laatste te beginnen: het voorzitterschap van de Raad van State heeft geen praktische betekenis. De koning(in) zit alleen de raad voor bij plechtige bijeenkomsten, zoals bij het afscheid van de vicepresident. Sinds de herstructurering van de Raad vorig jaar is er bovendien een afzonderlijke afdeling advisering. Daarvan maakt de Koning geen deel uit. Het betreft hier dus een niet bestaand probleem.

Dat de Koning een rol in de formatie speelt, heeft niets te maken met het deel uitmaken van de regering. Over de vorming van kabinetten is niets vastgelegd en het staat politici vrij daarvoor een andere procedure te kiezen. Daartoe zijn dit jaar door Van Gent en haar D66-collega Boris van der Ham stappen gezet. De mogelijkheden die dit bood, waarbij onder andere de Kamervoorzitter een belangrijke rol kon spelen, zijn echter door de in juni gekozen Tweede Kamer niet gebruikt.

Van Gent bleek overigens recentelijk tijdens een door het Montesquieu Instituut georganiseerd symposium over de formatie te menen dat de motie-Kolfschoten uit 1971 nooit is uitgevoerd. Die motie, die de keuze van de formateur aan de Tweede Kamer zelf opdroeg, leidde in 1971 echter wel degelijk tot een debat en een voorstel-Van Mierlo om Den Uyl aan te wijzen als formateur. Daarvoor was toen geen meerderheid en anderen werden niet voorgedragen, waarna politici alsnog hun gebruikelijke gang naar het staatshoofd moesten maken.

Een Koning die overal een mening over mag geven, lijkt een zegen voor die persoon te zijn. Voor de functie - en de betekenis daarvan - zou het echter funest zijn. Iemand, of het nu een koning(in) of president(e) is, kan niet én boven de partijen staan én vrijelijk meningen ventileren. Een Koning zonder ministeriële verantwoordelijkheid kan voortdurend onderdeel van debat worden. Juist de ministeriële verantwoordelijkheid stelt in staat om boven de partijen te staan en daarmee te fungeren als 'nationaal symbool'. Het betekent tevens dat de Koning zelfstandig geen regeringsdaden kan verrichten. Het koningschap is daarmee al sinds 1848 een functie zonder macht en feitelijk dus al ceremonieel.

Daarmee komt de vraag op wat nu de betekenis is van deze discussie. Een discussie die tot Grondwetsherziening moet leiden, heeft alleen zin als er een zeer grote kans is op succes. Dankzij een 'monsterverbond' van GroenLinks, D66, SP en PVV weet een voorstel het mogelijk nog wel tot de tweede lezing te brengen. Omdat er bij de tweede lezing echter geen tweederde meerderheid in beide Kamers zal zijn, is het voorstel toch kansloos. Niettemin wordt dan wel een waardevol instituut tot onderwerp van politieke strijd gemaakt. Dat is onwenselijk en mogelijk zelfs schadelijk. Vraag is bovendien - gezien de feitelijke positie van de Koning - wat daarvan nu de zin is. Of willen sommige politici heimelijk toch liever een republiek? Dat mag uiteraard, maar kom daarvoor dan openlijk uit.

Wie het koningschap zodoende ondergraaft, kan - ook al wordt dat nu niet beoogd - uiteindelijk toch wel eens bij die andere staatsvorm uitkomen. Dan krijgen wij alsnog een 'Wulff' als president, die vrijwel niemand in het buitenland zal kennen. Dat willen we vast niet.



Andere recente columns