Overvoerd met debat

4 juni 2010, column J.Th.J. van den Berg

Het lijkt wel of het elke keer erger wordt: de totale overvoering van kijkers en luisteraars met verkiezingsdebatten. Elke zichzelf respecterende zendgemachtigde meent dat hij zijn publiek moet 'trakteren' op weer een discussie ter voorbereiding op de verkiezingen voor de Tweede Kamer.

Dat roept associaties op met het roemruchte voetbal op woensdagavond. Ooit was er een tijd dat men op een aantal woensdagen per jaar naar wedstrijden voor de Europa Cup kon kijken. Dan was het stil op straat en kon je vergaderingen maar beter verplaatsen. Op woensdagavond college geven was niet zonder gevaar: je kwam nogal eens een half lege zaal tegen, voornamelijk gevuld met vrouwelijke studenten. Dat is allemaal voorbij: het publiek is zodanig met voetbal overvoerd, dat het zich daardoor niet meer thuis laat houden, noch voor studie noch voor vergadering.

Het kan aan mijn directe kennissenkring liggen, maar waar ik die ook spreek -daaronder velen die sterk politiek geëngageerd zijn - niemand zit nog enig debat voor de televisie uit; haakt meestal zelfs al af tegen de tijd dat het nog op gang moet komen. Hoe moet dat wel niet zijn bij matig politiek geïnteresseerden?

Dat komt onmiskenbaar door de veel te grote hoeveelheid. Het komt echter ook door de aard ervan, die aan debatten elke informatieve betekenis heeft ontnomen. Het is misschien niet meer zo erg als in 2002, toen een debat van RTL in een showprogramma werd opgevoerd; dat bleek al te gênant. Ook nu echter wordt geen kandidaat de tijd gegund om zijn of haar betoog enigszins ordelijk te leveren. Niet alleen moet het van one-liners komen maar ook worden kandidaten ongeveer gedwongen door elkaar heen te praten, zoal niet te schreeuwen. 'Levendige televisie' schijnt dat in het vak te heten. Voor de kijker en luisteraar heeft het meer weg van totale chaos. Men wordt er niets wijzer van. Terwijl dat toch de bedoeling was, of niet?

Niet zonder meer van de zendgemachtigden. Daar werkt kennelijk nog immer het effect door van het Kennedy-Nixondebat uit 1960, waarbij Kennedy de overwinning zou hebben veilig gesteld door zijn optreden in een debat voor de televisie. Dat, niet zozeer door wat hij te melden had maar door zijn jeugdige en vitale uitstraling. Sindsdien wordt het belang van televisiedebatten hoog geschat, intussen waarschijnlijk te hoog.

Daarbij komt dat het televisiedebat verworden is tot een wedstrijd: je kan een debat 'winnen' of 'verliezen', ongeacht wat je te vertellen had.Lichaamstaal, gebaren en kleding kunnen daarbij van invloed zijn. De camera laat gespannenheid en ongemak meedogenloos zien, daargelaten dat die ‘niet van iedereen houdt’.

Of dat een beslissende invloed op het kiesgedrag uitoefent, staat overigens meer en meer ter discussie. Dat er invloed van kan uitgaan, heeft het genoemde debat in de VS aangetoond en er zijn goede aanwijzingen dat het televisiedebat (met drie deelnemers) in 1986 een beslissende voorsprong heeft gegeven aan de toenmalige lijsttrekker van het CDA, premier Lubbers. Naarmate het aantal deelnemers echter stijgt, daalt waarschijnlijk het rendement van zulk debat, al was het maar omdat het dan meestal geen debat meer is en er van alles verzonnen moet worden om er 'orde' in te houden.

Zoals al gezegd, als ook het aantal debatten gaat stijgen tot het te veel van vandaag, wordt het rendement helemaal twijfelachtig. Te vrezen valt dat het marginale rendement al na één debat sterk daalt, zoals in Groot Brittannië is gebleken. Na drie debatten was het aanvankelijke enthousiasme voor de liberaal-democraat Nick Clegg al aardig weggezakt. Behalve bij de media zelf, die er geen genoeg van konden krijgen. De kiezers blijkbaar wel, zoals de verkiezingsuitslag liet zien: Clegg verloor. De media waren daar meer verbaasd over dan de kiezers.

Het zou allemaal reden moeten zijn voor campagneleiders in Nederland en hun politieke chefs om zich in de toekomst veel minder te laten manipuleren door zendgemachtigden en zelf de regie in handen te nemen over waaraan wel deel te nemen en waaraan niet. Dat zou niet alleen voor hun eigen succes bevorderlijk zijn, maar waarschijnlijk ook voor de parlementaire democratie. Want die kan toch nauwelijks gediend zijn met avond aan avond gespannen gehijg voor camera en microfoon.



Andere recente columns