Vergeten inzicht

20 november 2009, column J.Th.J. van den Berg

Onmiskenbaar heeft de huidige voorzitter van de Tweede Kamer aan zelfvertrouwen gewonnen. Leiding geven aan een parlement is in het algemeen al een ingewikkeld karwei. Als radicale groepen, links en rechts, bijna een kwart van de zetels betzetten, wordt het er niet eenvoudiger op. Gerdi Verbeet begon, eind 2006, aan een voorzitterschap dat haar spoedig in grote problemen had kunnen brengen en waarmee zij het aanvankelijk dan ook niet gemakkelijk heeft gehad. Na drie jaar is zij in het ambt gegroeid en heeft zij een karakteristieke stijl ontwikkeld van bijna ironisch leiding geven.

Het daaruit voortgekomen zelfvertrouwen toont zij in een paar recent verschenen interviews: in het 'Jaarboek van de Vereniging van Griffiers 2009' en in het 'Jaarboek Parlementaire Geschiedenis 2009'*. Bij het in ontvangst nemen van laatstgenoemd jaarboek heeft zij voorts behartenswaardige woorden gesproken over het belang van staatsrechtelijke normen voor een goed parlementair verkeer, met de regering maar ook met de andere, rechterlijke macht in de Trias Politica**.

Wat verbaast, zeker van een oprechte sociaal-democraat als Verbeet, is de opmerking dat "de politieke leider idealiter deel uitmaakt van de volksvertegenwoordiging en niet van het kabinet". Als een liberaal zoiets zou zeggen zou het eerder te begrijpen zijn.

Dat Verbeet zich beroept op het rapport van de Tweede Kamer over haar zelfreflectie, helpt daarbij nauwelijks. Inderdaad is door enkele geleerden, blijkens een gespreksverslag daarvan in het rapport, zoiets gesuggereerd. Als argument werd daarbij genoemd dat "politieke leiders vroeger ook in de Tweede Kamer bleven". Nu is dat alvast historisch onjuist, zoals ik in april van dit jaar op deze plek heb laten zien. Politieke leiders hebben bijna steeds, zodra dit kon, een plek in de regering gezocht. Alleen de katholieke partij (de RKSP vóór 1940 en de KVP na 1945) had haar chef doorgaans in de Tweede Kamer. Dat was meer door de omstandigheden gedrongen dan dat het om een bewuste keuze ging.

Waarschijnlijk is de vorig jaar overleden Norbert Schmelzer de enige geweest, die vanaf 1963 doelbewust ervoor koos als politiek leider in de Kamer te blijven. Zijn KVP heeft er weinig genoegen aan beleefd: in 1966 kwam het tot een conflict met partijgenoot-premier Cals in de beruchte Nacht van Schmelzer. In 1971 werd zowel hijzelf als de populaire premier De Jong door de KVP afgeserveerd, met rampzalige electorale gevolgen. Met andere woorden, vroeger bleven leiders meestal niet in de Kamer, net zo min als nu. Het geval Schmelzer roept bovendien de vraag op of leiderschap vanuit de kamer 'idealiter' wel zo wenselijk is.

Al sinds 1945 is de belangstelling, van media en publiek, zich steeds sterker gaan concentreren op de minister-president; van lieverlede ook die van de Tweede Kamer. De audiovisuele media, met hun voorkeur voor drama, richten zich op wat zij zien als de (weinige) hoofdrolspelers. Alweer komt men dan eerder uit bij de premier dan bij de fractievoorzitter. Het gaat daarbij bepaald niet om de laatste mode noch om een exclusief Nederlands verschijnsel. In vrijwel elke democratie zoeken politieke leiders een plek in de regering, het liefst als haar chef en anders als de eerste plaatsvervanger.

Het is juist ontzettend Nederlands om, met een onjuist beroep op het 'dualisme' tussen regering en parlement, te pleiten voor politieke leiders in de Kamer en niet in het kabinet. Dat kan mooi zijn voor de parlementaire functie, maar eenieder weet dat het electorale zelfmoord is; in strijd dus met elke politieke rationaliteit. De oude sociaal-democratie heeft daar altijd al naar gehandeld, omdat zij in de politiek de 'knikkers' doorslaggevender vond dan het 'spel'. Dat was mevrouw Verbeet blijkbaar even vergeten.

Voor een junior-partner in de regering kan het productiever zijn om zijn leider in de Kamer te houden, vooral als die een zeker 'oppositioneel' talent vertoont, zoals P.J. Oud in de jaren tot 1963 en Frits Bolkestein in de jaren negentig. Vandaar de begrijpelijke liberale voorkeur voor dit verschijnsel. Als principiële keuze is leiderschap vanuit het parlement irreëel.

  • Samenvatting daarvan in: Trouw, de Verdieping, 18.11.09, 28

**'Humeurig volk, rusteloze politiek'. Jaarboek Vereniging van Griffiers 2009, 116 - 120; 'In tijden van crisis.' Jaarboek Parlementaire geschiedenis 2009, 127 - 134



Andere recente columns