Onderzoek voorop

8 mei 2009, column J.Th.J. van den Berg

Een van de belangrijkste aanbevelingen van de 'stuurgroep zelfreflectie' aan haar collegae in de Tweede Kamer is om de parlementaire aandacht te verschuiven van de beleidsproductie naar beleidsevaluatie. Met andere woorden, het geluk van de Kamerleden zou wat minder moeten afhangen van weer een nieuwe wet of nota en wat meer van goed onderzoek naar de effecten van bestaande wetgeving of bestaande beleidsprogramma's .

De grote belangstelling van het parlement voor productie is historisch begrijpelijk maar zij raakt achterhaald. Een ruime eeuw lang, zo tussen 1870 en 1980, ging het er eerst en vooral om met behulp van wetgeving en beleidsprogramma's de samenleving te veranderen en daarin, zo nodig, diep in te grijpen: om sociale verheffing tot stand te brengen; daarnaast verhoging en verspreiding van welvaart te bevorderen, naast de aloude zorg voor waarborg van interne orde en externe veiligheid. Daartoe moest de wet niet codificeren wat er al was gegroeid; zij moest nieuwe verhoudingen in het leven roepen. Dit alles, op verlangen van grote maatschappelijke bewegingen, die hun boodschap in en buiten het parlement uitdroegen.

Deze kern van parlementaire activiteit heeft haar beste tijd gehad. Niet dat er nooit meer nieuwe wetgeving of beleidsprogramma's moeten komen, maar het hoogtij ervan is voorbij. Veel vaker gaat het om aanpassing of reparatie wegens gewijzigde omstandigheden. De belangrijkste nieuwe regelgeving tegelijk meestal een vorm van harmonisatie komt in de Europese Unie tot stand en die vereist van nationale parlementen als het onze een heel anders gerichte belangstelling dan wanneer het om eigen wetgeving gaat.

Geleidelijk wordt een andere opdracht van elke volksvertegenwoordiging dus ook de Nederlandse steeds belangrijker: het systematisch onderzoeken van uitkomsten en neveneffecten van beleidsinterventies. Het gaat er, met andere woorden, om na te gaan welke zegeningen allemaal over de bevolking zijn uitgestort en of die haar ook hebben bereikt en haar zijn bevallen. Dit vraagt iets anders dan het stellen van mondelinge of schriftelijke vragen en het organiseren van interpellaties en spoeddebatten. Integendeel bijna, zulke verschuiving van de parlementaire aandacht naar onderzoek betekent dat de Tweede Kamer zelf aan de slag moet en onafhankelijk van de regering informatie moet verwerven.

Dit zou betekenen de stuurgroep zelfreflectie adviseert daar ook toe dat de Tweede Kamer een eigen onderzoeksprogramma zou moeten opzetten. Alleen indien onvermijdelijk, zou daarbij gebruik moeten worden gemaakt van de (zware) parlementaire enquête. In het algemeen kan goed parlementair onderzoek het stellen zonder enquêtebevoegdheden.

Iets volledig nieuws zou de Kamer er niet mee ondernemen. Het past immers in haar klassieke controletaak, al gaat het minder langs de weg van vragen aan de regering dan aan de maatschappij. De Kamer zou een praktijk gaan volgen die in enige nabuurparlementen en in het Europese Parlement al gebruikelijk is. Zij zou en passant ook een gezonde mentale afstand ontwikkelen tegenover de regering en zich meer zichtbaar gedragen als een echte, kritische volksvertegenwoordiging. Onderzoekscommissies als die onder leiding van Dijsselbloem (onderwijs), Blok (integratie) en Duivesteijn (grote projecten) leveren mooie voorbeelden van die meer stelselmatig onderzoekende rol van het parlement. Hopelijk komt daar nog een goed onderzoek naar de financiële crisis onder leiding van Jan de Wit (SP) binnenkort bij. Zulk onderzoek vergroot het prestige van het parlement en voorts het leervermogen van de overheid.

Legislative drought, zoals het internationaal wel wordt genoemd, is niet te zien als teken van lethargie (zoals vooral in de Eerste Kamer een tijdje is gedacht), maar als een algemeen Europees verschijnsel, dat duidt op verzadiging en vraagt om evaluatie van bestaand beleid, meer dan om hijgerige productie van nieuw beleid.

Maar ja, dan moet de Tweede Kamer wel geïnformeerd willen worden. Zij heeft echter een traditie (als elk parlement) van mooie nieuwe dingen tot stand willen brengen en daartoe onwelkome informatie liever een beetje verdonkeremanen. De verschuiving naar een meer onderzoekend parlement zal dus op zijn best langzaam verlopen en waarschijnlijk als een Echternachse springprocessie. Dat is echter geen reden die weg niet op te gaan.



Andere recente columns