Het "zie-je-wel" effect

14 maart 2008, column J.Th.J. van den Berg

Heeft de Commissie-Dijsselbloem het voortgezet onderwijs, maar ook het parlement, met haar onderzoek naar onderwijsvernieuwing een dienst bewezen? Het valt te betwijfelen.

Of het onderwijs er wijzer van is geworden, wordt van diverse kanten in de pers betwist, al was het maar omdat de invloed van regering en parlement - "de politiek" heet dat tegenwoordig nogal generaliserend - wordt overschat. Overal in Europa wordt luidop geklaagd over de kwalitatieve achteruitgang van het onderwijs. Bij de deelstaatverkiezingen, onlangs, in Hamburg was het zelfs een verkiezingsissue. Toch is daar, zover bekend, nooit een Netelenbos of Wallage aan het bewind geweest. Het publieke onderwijs in het Verenigd Koninkrijk staat voortdurend ter discussie, ook zonder een Ritzen of Hermans dan wel Van der Hoeven aan het roer.

Blijkbaar is er in het onderwijs meer aan de hand dan een aantal politieke misgrepen. Curieus is trouwens dat zowel actief ingrijpen door "de politiek" als het zichzelf terugtrekken op zware kritiek stuit. Niettemin, zo zou men kunnen volhouden, heeft zulk parlementair onderzoek zijn nut, omdat het kan leiden tot een meer brede en diepgaande discussie over wat wij met ons onderwijs willen en kunnen bereiken. Misschien is het dan wel verstandig niet alleen in eigen land rond te kijken maar ook in de Europese nabuurlanden.

Is het onderzoek van Dijsselbloem c.s. goed voor de parlementaire democratie?

Bij die vraag is de twijfel nog heel wat groter. Want, ofwel, de commissie heeft gelijk en dan moeten wij vaststellen dat dertig jaar overheidsinterventie in het onderwijs - door bewindslieden van alle grote partijen en steeds met ruime parlementaire steun - stelselmatig slechts chaos en ellende heeft opgeleverd. Dat zou pas een staaltje Selbstbeschimpfung wezen. En vooral: verwoestend voor het vertrouwen in het overheidsoptreden, niet alleen in het onderwijs. Waarom zou het elders immers beter gaan?

Ofwel, de Commissie-Dijsselbloem zit er geheel of grotendeels naast en schetst een beeld van politiek ingrijpen dat de rol van "de politiek" ernstig overschat en/of dat een onevenredig somber beeld geeft van de situatie in ons voortgezet onderwijs. Ook dat zou slecht zijn voor het gezag van regering en parlement. Het zou immers laten zien dat een parlementaire onderzoekscommissie en een daarachter aan hijgende Tweede Kamer niet bij machte zijn om serieus en vruchtbaar beleidsonderzoek te verrichten. Behalve voor het gezag van Kamer en kabinet zou dit alles schadelijk zijn voor de toekomst van het onderwijsbeleid en daarmee voor het onderwijs als zodanig.

Wat nog het meest verontrust: welke conclusie ook de juiste zou zijn, in beide gevallen is sprake van ernstige schade aan de parlementaire democratie.

Het gaat hier overigens om een principieel probleem met parlementair onderzoek, zelfs als daar (bijna) niets aan mankeert. In de Kamer zelf en in de politiek geëngageerde kring erom heen is er dikwijls waardering voor politieke zelfkritiek. Misschien heeft dat ook wel te maken met onze (calvinistische?) behoefte te zwelgen in schuldbesef. In deze kring draagt kritisch onderzoek bij aan gezag en status van parlement en parlementariërs. In een veel grotere kring daarom heen is de kans echter groot dat parlementair onderzoek slechts het vooroordeel van moedwil en misverstand onder politici bevestigt. "Zie je wel? ", is het oordeel, "altijd wel gedacht dat het daar in Den Haag een bende was".

De Tweede Kamer onderschat nog immer dit ondermijnende effect van kritisch onderzoek op het politieke vertrouwen onder de burgerij. Dat kan alleen maar desastreuzer uitpakken, indien zulk onderzoek onvoldoende diep graaft en te veel gepaard gaat met mediaspektakel. Het wordt er zeker niet beter op als parlementaire onderzoeken enquêtes inbegrepen zo ongeveer iedereen op de hak nemen behalve Kamer en Kamerleden. Dit laatste manco begeleidt parlementair onderzoek nu al vanaf het rapport over de RSV-enquête in de jaren tachtig van de vorige eeuw.

Dit is geen pleidooi tegen parlementair onderzoek als zodanig. Wel zou de Tweede Kamer er wijs aan doen zich af te vragen hoe zij dit instrumentarium zo kan inzetten, dat wij iets minder worden geconfronteerd met het "zie-je-wel" effect en parlementaire zelfkastijding iets minder stelselmatig leidt tot parlementaire automutilatie. Die namelijk beschadigt de parlementaire democratie zelf.



Andere recente columns