Leve de plaatselijke 'koning(in)'

16 november 2007, column Bert van den Braak

Het is mijn stellige overtuiging dat Aleid Wolfsen het goed gaat doen als nieuwe burgemeester van Utrecht. Hij heeft een goede naam opgebouwd als Tweede Kamerlid, maakt een beheerste indruk, maar toont tegelijkertijd betrokkenheid bij problemen van 'gewone' mensen. En met zijn bestuurlijke kwaliteiten is vast evenmin iets mis. Om te voorkomen dat dit als een PvdA-progragandapraatje wordt beschouwd, voeg ik er direct aan toe dat als bijvoorbeeld Laetitia Griffith (VVD) of Marleen de Pater (CDA) tot burgemeester waren benoemd, ik een gelijkaardige lofzang zou hebben gehouden.

De selectie door politieke partijen van Kamerleden is in het algemeen behoorlijk en vrijwel zonder uitzondering bouwden de Kamerleden die doorstroomden naar een burgemeesterspost spoedig een goede naam op als burgemeester. Of het nu ging om Ad Oele in Delft, Jeltien Kraaijeveld in Hilversum, Jan Franssen in Zwolle of Jaap van der Doef in Vlissingen, zij allen werden bij hun vertrek door vriend en vijand in hun gemeente geprezen. In het verleden behaalde resultaten geven geen garantie voor de toekomst, maar toch.

In het algemeen gaat het redelijk goed met de benoemde burgemeesters in de 443 gemeenten die ons land momenteel telt. Uiteraard zijn er soms conflicten, moeten burgemeesters wel eens tussentijds aftreden of blijkt conflictbemiddeling af en toe nodig te zijn. De positie van de burgemeester is ook niet altijd even gemakkelijk. Het kan nog wel eens botsen als een ambitieuze nieuwe burgemeester harder wil lopen dan de wethouders of de raad. En uiteraard kunnen er onvoorziene 'onverenigbaarheden van karakters' aan het licht komen tussen de burgemeesters en lokale bestuurders. Dat is niet anders dan in het bedrijfsleven of organisaties.

Rekrutering van de burgemeester is een zaak van de gemeenteraad, die uit haar midden een vertrouwenscommissie benoemt. De voordracht van deze commissie wordt altijd gevolgd. Bij de selectie wordt uiteraard sterk gelet op managementkwaliteiten, zoals het vermogen om samen te werken en samen te binden, en op leidinggevende capaciteiten. Daarnaast kunnen goede contacten (netwerken) in samenleving en politiek van belang zijn. Sommige gemeenten willen graag een wat jongere, ambitieuze burgemeester die de gemeenten kan opstuwen in de vaart der volkeren. Andere gemeenten zoeken juist een burgemeester die niet de ambitie heeft om na één periode alweer naar elders te vertrekken.

Het is voorstelbaar dat burgers in een gemeente zich uitspreken over de vraag wie burgemeester moet worden. Dat die keuze dan beperkt blijft tot twee à drie personen, die via een voorselectie naar voren komen, lijkt gelet op de eisen die aan het burgemeesterschap worden gesteld logisch. Gegeven de bestuurlijke verhoudingen en de vereisten voor het burgemeesterschap kan het echter niet anders. In een aantal gemeenten (Utrecht, maar eerder ook Zoetermeer) bleek dat zo'n beperkte keuze door burgers niet goed wordt begrepen. Kwaliteit gaat echter boven profilering. Een burgemeester met een uitgesproken politiek profiel of een eigen programma zal sneller aanleiding geven tot conflicten. Er is nu eenmaal een gekozen gemeenteraad, waarin politieke krachtsverhoudingen tot uiting zijn gekomen, en een politiek samengesteld wethouderscollege.

Op zich is er wel iets voor te zeggen dat wij onze bestuurders kiezen, maar dan moet er wel echt iets te kiezen zijn. Allereerst moet dan worden gediscussieerd over de taakverdeling tussen burgemeester, wethouders en raad. Verkiezing van de burgemeester heeft alleen zin als we zouden kiezen voor een presidentieel systeem, waarbij de burgemeester de uitvoerende macht heeft en zonodig de raad kan 'overrulen'. Zo lang de bestuurlijke verhoudingen zijn zoals nu, is noch verkiezing noch selectie via een referendum een erg voor de hand liggende optie. Als er een gekozen burgemeester zou zijn, dan zou die eigenlijk eerst de raad moeten ontbinden om ervoor te zorgen dat er een raad komt die zich achter zijn programma schaart.

Nu hebben we nog te maken met burgemeesters die het midden houden tussen de koningin en de minister-president. Net als de koningin moeten burgemeesters er zijn als zich in de gemeente een calamiteit voordoet, of - om een plezierig onderwerp te kiezen - als er een nieuw gebouw feestelijk moet worden geopend. Hij of zij moet een samenbindende figuur zijn, die boven de partijen staat. Die burgemeester is bovendien, net als de koningin, 'ambassadeur' van zijn of haar gemeente. Daarnaast is de burgemeester een verantwoordelijk bestuurder. Hij of zij moeten kunnen lobbyen, netwerken, regelen, voorzitten, en compromissen tot stand kunnen brengen. Een niet al te uitgesproken politiek profiel is wenselijk.

Voor ons huidige type burgemeester is een (professionele) selectie door de raad daarom een betere methode dan verkiezing door de bevolking. Er is niet gebleken dat we daardoor per saldo geen goede burgemeesters hebben gekregen. In tegendeel zelfs zou ik zeggen.



Andere recente columns