Aan de schandpaal?

5 oktober 2007, column Bert van den Braak

In tegenstelling tot wat soms wordt gedacht, zijn de Handelingen van de Tweede en Eerste Kamer niet de letterlijke weergave van wat daar wordt gezegd. Handelingen worden geredigeerd door de Dienst Verslag en Redactie (voorheen Stenografische Dienst). Tot enige jaren geleden notuleerden stenografen alles wat in de vergaderingen werd gezegd. Zij werkten de in steno (verkort schrift) geschreven tekst daarna uit. Tegenwoordig wordt alles op band opgenomen en is kennis van stenografie niet meer nodig voor de notulisten. De stenogrammen vormen de basis voor de Handelingen.

De bedoeling van de Handelingen is om zoveel mogelijk woordelijk vast te leggen wat er in de Kamers is gezegd. Het is echter ook zaak dat de redacteur er een leesbare tekst van maakt. Spreektaal is nu eenmaal iets anders dan schrijftaal. Iemand kan zich verspreken of woorden verhaspelen en er kunnen slecht lopende zinnen uit iemands mond vloeien. De Dienst Verslag en Redactie zorgt voor een goed lopend verhaal, waarbij echter wel de stijl en de woorden van de spreker zoveel mogelijk moeten worden gehandhaafd.

Sprekers, zowel Kamerleden als bewindslieden, hebben het recht van correctie. Zij krijgen voordat de Handelingen worden gedrukt de mogelijkheid fouten in het 'ruwe' verslag te verbeteren. Dat is geen onbeperkt recht. De strekking van het betoog mag niet worden aangetast, maar onjuistheden mogen wel worden hersteld. Mocht er verschil van inzicht ontstaan over de toelaatbaarheid van een correctie dan beslist een Gemengde Commissie van Beroep, bestaande uit de voorzitters van beide Kamers. Die doet dat echter nadat eerst de betrokken spreker is gehoord. Eventueel kan de zaak daarna ter beslissing aan de gehele Kamer worden voorgelegd.

Tot zover de regels. In de parlementaire geschiedenis zijn enkele aardige voorbeelden te vinden van aanpassingen in het stenogram. In het algemeen ging het daarbij om vrij onschuldige voorvallen, maar in enkele gevallen had de correctie wel degelijk politieke betekenis.

De meest betekenisvolle wijziging werd in 1935 aangebracht door minister-president Colijn. Bij een debat over het bezuinigingsbeleid van zijn kabinet was van de zijde van regeringsfractie RKSP bij monde van fractieleider Aalberse ernstige kritiek geuit. Colijn was daarover zeer ontstemd. Hij plaatste de katholieke fractie op één lijn met de communisten en socialisten in de Kamer en besloot zijn reactie met het nadrukkelijk vragen van vertrouwen. Later realiseerde hij zich blijkbaar dat wij geen 'motie van vertrouwen' kennen, maar alleen een motie van wantrouwen. Hij voegde daarom in het stenogram aan zijn betoog de woorden toe: 'door het achterwege laten van ondermijnende critiek'. De toevoeging werd toegestaan, maar de uitkomst van het debat bleef ongewijzigd: het kabinet viel.

In 1960 probeerde minister Visser van Defensie (in het kabinet-De Quay) de geschiedenis enigszins te 'herschrijven'. In een debat over Nieuw-Guinea sprak hij over de te verwachten Amerikaanse militaire steun bij de beveiliging van dat eiland. Hij zei: "Ik zou erop willen wijzen dat wij op die hulp kunnen rekenen 'en daarop kunnen rekenen'. De laatste vier woorden, die duidelijk als een aanscherping van zijn betoog waren bedoeld, schrapte hij. Naar hij zelf zei, uit stilistisch oogpunt. De Gemengde Commissie achtte dat echter niet toegelaten.

Onschuldiger was een correctie die minister Van Aardenne in 1978 aanbracht in zijn tekst. Tijdens het vragenuurtje had de PvdA'er Kolthoff vragen gesteld over de sterk gestegen prijs voor patat. Hij rekende de minister voor dat gezinnen een jaar lang een kwartje te veel hadden betaald, wat neerkwam op in totaal 40 tot 50 miljoen gulden. De minister betwistte dat en sloeg zelf ook aan het rekenen. Hij vergaloppeerde zich daarbij echter door niet uit te gaan van de consumptie 'per gezin', maar 'de man'.

In het stenogram wijzigde hij dat en hij corrigeerde ook een door hem gemaakte rekenfout. Dat laatste had in het debat Kolthoff tot conclusie gebracht dat de minister niet kon rekenen. Door de correctie kwam die opmerking 'in de lucht te hangen'. De zaak werd voorgelegd aan de Gemengde Commissie en die wist tot een schikking te komen. De correctie 'per gezin' werd in de Handelingen ongedaan gemaakt, maar de herstelde rekenfout werd wel gebillijkt.

Het 'incident' werd zonder enige ophef afgehandeld via de daarvoor reeds lang bestaande procedure. Hier uit blijkt: 1. gevallen als nu rond Donner deden zich vaker voor; 2. de Kamer is uitstekend in staat om deze kwesties zorgvuldig af te handelen. Natuurlijk is het goed als journalisten misstanden aan de kaak stellen en een Kamerlid mag ook best klagen over een aangebrachte wijziging. Maar dan wel graag op de juiste plek. Om zo'n ophef te maken over een tekstuele verbetering, daar twee keer in een actualiteitenprogramma aandacht aan te besteden, mondelinge vragen over stellen en te spreken van geschiedvervalsing... het is toch allemaal tamelijk overdreven.



Andere recente columns