Tobben met gemeentelijke herindeling

20 juli 2007, column J.Th.J. van den Berg

Bij een aantal gemeenten in Nederland groeit het besef dat de taken en diensten die daarvan worden verwacht, door burgers en door andere overheden, hun eigen bestuursvermogen te boven gaan. Op diverse plekken in Nederland heeft dat er al toe geleid dat gemeentebesturen eigener beweging tot herindeling hebben besloten. Mooie voorbeelden daarvan zijn te vinden in Midden-Limburg (de nieuwe gemeente Leudal) en in Zuid-Holland (het nieuwe Westland). Een algemene trend is het echter niet: uitgerekend in de economisch en sociaal meest dynamische streken van Randstad en Groene Hart liggen nog steeds meer kleine gemeenten (met minder dan 10.000 inwoners) dan waar ook in Nederland.

Natuurlijk, ook in een aantal kleine gemeenten loopt het bestuur redelijk bevredigend. Dikwijls echter betekent het dat de sociale dienst is uitbesteed of ondergebracht in een regionaal samenwerkingsverband. De ruimtelijke ontwikkeling, die andere essentiële taak van een gemeente, is veelal ondergebracht bij een commercieel RO-adviesbureau. Het loket is gemeentelijk, maar alles daarachter is min of meer verdwenen, en vooral uit handen geraakt van de lokale volksvertegenwoordiging.

De centrale overheid, regering en parlement in het bijzonder, tobt daar nogal mee. Zij wil wel decentraliseren maar vraagt zich af of elke gemeente de haar toevertrouwde taken wel aankan. Niet zelden maakt zij het lokale bestuurders en ambtenaren onnodig moeilijk. Een aantal vraagstukken waarmee gemeenten worstelen is echter naar zijn aard gecompliceerd en wordt nog steeds complexer.

Het ligt dus in de rede dat ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), met grote én kleine gemeenten als lid, het pleidooi aandurft de bestuurskracht van gemeenten te vergroten door, onder andere, schaalvergroting. Twee weken geleden heb ik betoogd dat schaalvergroting weliswaar geen wondermiddel is maar in een aantal gevallen onvermijdelijk.

De VNG - in het bijzonder een door haar ingestelde commissie onder leiding van oud-minister Van Aartsen die daar dit voorjaar voorstellen over formuleerde - koestert vervolgens een opvatting die niet vrij is van innerlijke tegenstrijdigheid. Enerzijds ziet zij schaalvergroting als noodzakelijk, omdat zij anders onvoldoende terecht ziet komen van decentralisatie. Anderzijds echter meent zij dat deze opschaling een zaak is van eigen gemeentelijk initiatief*.

Ook al zijn er voorbeelden van zulk initiatief, die behoren als gezegd tot de uitzonderingen. In het algemeen werkt de kalkoen ongaarne mee aan zijn transformatie tot kerstmaal. In dit voorjaar heb ik, in een commissie die de provincie Zuid-Holland moest adviseren over een concrete herindeling, ondervonden dat men van gemeenten niet te veel mag verwachten. Sterker, het zijn vaak de kleinste gemeenten die het meest weerspannig zijn.

Er is nog een andere reden om het niet exclusief aan gemeenten over te laten. Zelfs niet persé aan provincies, hoewel deze krachtens de wet (Wet Arhi) het initiatief dienen te nemen als het gaat om herindeling van bovenaf. Deze reden is dat, waar in de laatste decennia geslaagde herindelingen tot stand kwamen, deze stelselmatig vorm kregen ten koste van de centrale stad. Als die er al gebied bij kreeg, dan ging het om minimale uitbreiding. Zo werden bij recente herindelingen steden als Deventer en Doetinchem in het oosten, Assen in het noorden, Den Bosch en Roermond in het zuiden, Leiden en Den Haag in het westen stiefmoederlijk behandeld.

In de meeste beschaafde landen, waar men zich net als bij ons bewust is van het pijnlijke karakter van schaalvergroting, neemt de staat dan ook de leiding en het initiatief en komt hij er niet achteraan gesloft zoals bij ons. Meestal ziet de dienstdoende minister na verloop van jaren wel het licht, maar doorgaans is het dan te laat voor effectieve stimulansen. Minister Johan Remkes kreeg er een opvatting over in het voorjaar van 2006; toen hoefde het niet meer.

Het regeerakkoord 2007 gokt ook weer op gemeentelijk initiatief dan wel lokale steun, voordat er iets kan gebeuren. Het kon dus wel eens tot 2010 duren, voordat minister Ter Horst er publiekelijk anders over gaat denken. Alweer, dan hoeft het niet meer. Tot dan zullen wij het moeten doen met enkele dappere provincies en met te weinig toekomstbestendige herindelingen.



Andere recente columns