"Koffie zetten voor de jongens"

20 oktober 2006, column Bert van den Braak

Toen Marga Klompé in 1956 de eerste vrouwelijke minister werd, zaten er dertien vrouwen in de Tweede Kamer, waren er slechts vier vrouwelijke Eerste Kamerleden, waren er nog geen vrouwelijke staatsraden of Commissarissen van de Koningin en was er één vrouwelijke burgemeester (de weduwe van een in de oorlog gestorven burgemeester). Inmiddels zijn die cijfers op alle gebieden beter. Het huidige kabinet telt bijvoorbeeld zes vrouwen en in beide Kamers is tegenwoordig (ruim) een derde van de leden vrouw.

We hebben bovendien nu een vrouwelijke Eerste Kamervoorzitter en eerder was er een vrouwelijke Tweede Kamervoorzitter. Ook brachten enkele vrouwen het tot het fractievoorzitterschap en bij de komende verkiezingen hebben twee partijen een vrouwelijke lijsttrekker (Femke Halsema bij GroenLinks en Marianne Thieme van de Partij voor de Dieren).

De ontwikkeling naar die grotere rol van de vrouw in de Nederlandse politiek is geleidelijk gegaan. In 1973 telde het progressieve kabinet-Den Uyl nog altijd slechts één vrouw en in de Tweede Kamer zaten toen twintig vrouwen. Pas vanaf het midden van de jaren tachtig zou het aantal vrouwelijke parlementariërs sterk stijgen en - met uitzondering van het eerste kabinet-Balkenende - nam ook het aantal vrouwelijke bewindslieden duidelijk toe.

Toch kan de vraag worden gesteld of de positie van de vrouw in de Nederlandse politiek echt fundamenteel is gewijzigd. De aantallen vrouwen zijn toegenomen, maar als we kijken naar de functies die vrouwen bekleden, dan zijn twijfels daarover op hun plaats.

De rol van vrouwen in de politiek lag lange tijd vrijwel uitsluitend op terreinen in de zachte sector. 'Opvolgers' van Klompé, die aanvankelijk minister van Maatschappelijk Werk en later van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk was, waren eveneens in functie op departementen in de welzijnssfeer, zoals Maatschappelijk Werk, CRM en Volksgezondheid. Dat gold voor Schouwenaar-Fransen, Van Veenendaal-van Meggelen, Vorrink, Gardeniers, Veder-Smit, Kraaijeveld-Wouters en zelfs de feministe d'Ancona. De uit het bedrijfsleven afkomstige Neelie (Smit-)Kroes was op Verkeer en Waterstaat (1982-1989) een uitzondering.

Pas het derde kabinet-Lubbers had vrouwen op posten in de sfeer van bestuur en economie, zoals Ien Dales op Binnenlandse Zaken, Hanja Maij-Weggen op Verkeer en Waterstaat en Yvonne van Rooy (als staatssecretaris) op Economische Zaken. De laatste kreeg overigens al spoedig bij de overwegend mannelijke parlementaire pers de bijnaam 'het kaasmeisje onder de staatssecretarissen'. Een bijnaam die er op duidt dat vrouwen in de politiek lang niet altijd serieus werden (en worden?) genomen. Dat bleek ook toen de cabaretier Wim Kan in zijn oudejaarsconference de retorische vraag stelde wat die Irene Vorrink eigenlijk deed in het kabinet-Den Uyl ('Koffie zetten voor de jongens' was het door hemzelf gegeven antwoord).

Als we naar de Tweede Kamer kijken is het beeld van de rol die vrouwen hebben gespeeld niet veel anders. Lange tijd waren vrouwen vooral actief op terreinen als maatschappelijk werk, volksgezondheid, onderwijs of familie- en jeugdrecht.

Natuurlijk waren er ook uitzonderingen (bij de PvdA Gerda Brautigam die zich met het prijsbeleid bezighield - toen overigens nog een 'huisvrouwenonderwerp' - en woordvoerster economische zaken Meiny Epema-Brugman, en bij de christen-democraten Hannie van Leeuwen die defensie in haar 'portefeuille' had). Een vrouwelijke financieel-woordvoerster is er (bij de grote fracties) echter nog nooit geweest, evenmin als een vrouwelijke woordvoerster buitenlandse zaken. Wat dat laatste betreft corrigeer mijzelf direct. De KVP had in de jaren vijftig wél een vrouwelijke buitenland-woordvoerster. Marga Klompé!

De kans dat er in het komende kabinet (welke politieke kleur dat ook zal hebben) een vrouw op Buitenlandse Zaken, Defensie of Financiën - om over het premierschap maar te zwijgen - komt, is klein. En dat is toch merkwaardig, want landen waar dat minder voor de hand lag (Sri Lanka, India, Indonesië, Pakistan, Turkije) hadden bijvoorbeeld wél een vrouwelijke premier of vrouwelijke president.

Hoe dat is te verklaren, blijft de vraag. Zijn we wellicht minder vooruitstrevend dan wordt gedacht?



Andere recente columns