Onterechte lijsttrekkersverkiezing

28 september 2018, column J.Th.J. van den Berg

Sinds 2002 organiseert de Partij van de Arbeid een verkiezing onder haar leden voor de post van lijsttrekker bij de Tweede Kamerverkiezingen. Niet langer beslist daar dus het partijcongres over maar in beginsel alle leden. Voor zo’n verkiezing valt het een en ander te zeggen, als er daadwerkelijk sprake is van concurrentie tussen kandidaten voor deze post. Of de leden nu beslissen dan wel het congres, de nummer één verwerft een eigen legitimatie voor het leiderschap. Daarmee is hij of zij immers de eerste kandidaat voor het premierschap als de partij de grootste coalitiepartner wordt bij de kabinetsvorming; zo niet, dan is duidelijk wie de fractie leidt in de oppositie, ook al zal die fractie formeel haar voorzitter kiezen.

Er moet dan wel van echte, zelf nagestreefde concurrentie sprake zijn. In 2002 was dat het geval. Daarna, in 2006 (Wouter Bos) en in 2010 (Job Cohen), was er van concurrentie geen sprake en dus verviel de ledenverkiezing. In 2012 kwam Diederik Samsom als lijsttrekker uit een opgewekte campagne en verkiezing voort. Helaas werd in 2017, tegen de wil van de betrokkenen in, een ledenverkiezing door het partijbestuur geforceerd en het resultaat was tamelijk rampzalig: de campagne van Samsom en Asscher werd een vertoning en de verkiezing zelf leverde formeel een winnaar maar materieel louter verliezers op. De Kamerverkiezingen werden een drama.

In de PvdA is er tevens voor gekozen ook de voorzitter van het partijbestuur door de leden te laten kiezen. Die kan je tegenover de lijsttrekker nog als een soort van ‘check’ beschouwen. Hij of zij heeft op diverse momenten een cruciale rol in de partij, soms tot steun, soms tot kritiek op de lijsttrekker, ook wel weinig democratisch ‘politiek leider’ genaamd.

Dat is echter niet genoeg gebleken. Sinds 2012 moet statutair zo ongeveer iedere politieke functionaris in de partij door de leden worden gekozen. Onder hen ook de toekomstige voorzitter van de fractie in de Eerste Kamer.

Geheel in strijd met het karakter van de Eerste Kamer wordt daarmee het voorzitterschap van de fractie zwaar gepolitiseerd, alsof het hier om een eigen leidersrol gaat. Het werk van de Eerste Kamer – zeker, ook een politiek orgaan – ontleent zijn kracht in hoge mate aan zijn terughoudendheid in de politieke arena. Juist door niet te concurreren kan zij zowel aanvullend als corrigerend optreden tegenover de Tweede Kamer. Daarbij hoort een voorzitterschap dat wordt gelegitimeerd door de eigen collegae in de fractie en door niemand anders. Daardoor kan de fractievoorzitter ook de eerste onder zijns gelijken zijn en blijven: hij of zij heeft geen macht, maar verwerft, als het goed is, gezag onder de collega’s en daarmee in de Eerste Kamer als geheel.

Dankzij verkiezing door de leden en afzonderlijke legitimatie wordt tegenover de politieke leider een concurrent geplaatst. Het is nog gekker: als de lijsttrekker voor de Tweede Kamer premier wordt, wordt vervolgens de fractievoorzitter in de Tweede Kamer eenvoudig door de fractie zelf gekozen. Dit, terwijl de voorzitter in de Eerste Kamer een afzonderlijke legitimatie van de leden heeft ontvangen. Dat kan moeilijk anders dan tot scheve gezagsverhoudingen in de partij leiden.

Ten slotte draagt zulke verkiezing door partijleden en vervolgens het voeren van een eigen campagne (soms ook voor de televisie) bij aan verdergaande politisering van de Eerste Kamer als zodanig. Dat is een nogal ongezond proces, dat in de huidige omstandigheden eerder dient te worden afgeremd dan te worden gestimuleerd. Doordat meerderheden in Eerste en Tweede Kamer bijna structureel beginnen te verschillen, wordt de politieke bescheidenheid van de Eerste Kamer op de proef gesteld, terwijl die nu precies haar effectiviteit als parlementair orgaan bepaalt. Die bescheidenheid dient te worden gekoesterd en niet door het lawaai van ledenverkiezingen te worden verstoord.

Intussen hebben zich waarschijnlijk al vier kandidaten opgeworpen en aan een verkiezing door de leden zal niet zijn te ontkomen. Geen van de vier heeft, zo ver te zien valt, ‘hogere politieke ambities’ dan een goede uitoefening van het ambt in de Eerste Kamer. Dat stelt tenminste enigszins gerust. Toch is het maar beter als het bestuur van de PvdA aankondigt dat dit de laatste keer is dat een ledenverkiezing voor het lijsttrekkerschap in de Eerste Kamer plaatsvindt.



Andere recente columns