Rolwisselingen

19 mei 2017, column Bert van den Braak

Op 1 juni 1994 zei toenmalig GroenLinks-fractievoorzitter Paul Rosenmöller in de Tweede Kamer: "Mijnheer de voorzitter! De diverse informateurs zijn nu bijna vier weken met hun werk bezig. Het is een proces dat zich in beslotenheid afspeelt, afgezien van een enkele summiere mededeling aan de pers en een signaal, af en toe afgegeven door een fractieleider, hier buiten of elders in het land. Feitelijk weten wij niets. De Tweede Kamer is niet op de hoogte, zelfs niet summier, van wat er in deze informatieperiode aan de hand is. Mijn fractie vindt dit geen goede zaak."

Op 27 mei 1998 sprak CDA-fractievoorzitter Jaap de Hoop Scheffer: "Mevrouw de voorzitter! Zo'n twee weken, om precies te zijn sinds 14 mei jl., zijn de drie informateurs bezig met hun informatieopdracht. In die periode wordt de pers dagelijks op de hoogte gehouden van de vorderingen. De Kamer is tot op heden van informatie verstoken gebleven. (...) Ik zou dan ook vanaf deze plaats de informateurs willen uitnodigen per brief aan de Kamer deze inlichtingen te verschaffen."

In 2010 kondigden VVD, CDA en PVV absolute radiostilte af toen zij in het Catshuis gingen onderhandelen over flinke ingrepen in de overheidsfinanciën. In het persbericht dat D66 recentelijk uitzond bij de indiening van het tweedelezingvoorstel over de deconstitutionalisering van de burgemeestersbenoeming stond: "het is niet uit te leggen dat de benoeming van burgemeesters in de politieke achterkamertjes wordt geregeld”.

De fracties van GroenLinks, CDA en D66 voelden niettemin niets voor een tussentijds debat over de huidige (in)formatie. En PVV-leider Wilders wierp zich op als de kampioen van de openbaarheid. Hier kwamen bij mij de gevleugelde woorden van toenmalig Feyenoord-voorzitter Cor Kieboom in gedachte: "Waar staat geschreven dat ik consequent moet zijn?" Dat zou zo maar het adagium van menig politicus kunnen zijn. En niet alleen in het kader van openbaarheid over de formatie.

Om aan te geven dat zijn fractie tegen moties van de VVD zou stemmen zei PvdA-fractievoorzitter Thijs Wöltgens in november 1989 in het debat over de regeringsverklaring van het derde kabinet-Lubbers (CDA/PvdA) tegen VVD-collega Joris Voorhoeve: "U rekent op mijn consistentie en dat kunt u niet!". Voorhoeve begreep het wel; zo gaat het soms. Er zijn legio voorbeelden van dat soort positiewisselingen. Een Kamerlid kan met grote stelligheid zaken bepleiten, maar - eenmaal tot minister of staatssecretaris benoemd - net zo stellig betogen dat het pleidooi helaas niet kan worden gehonoreerd. Kamerleden uit belangenorganisaties (vakbonden bijvoorbeeld) ervaren vaak dat de politieke werkelijkheid verhindert dat eerdere gedane beloften kunnen worden waargemaakt. Dat is ook allemaal heel begrijpelijk. De ene positie is de andere niet en situaties en omstandigheden kunnen wisselen. Toen Schelto Patijn voor de PvdA woordvoerder binnenlands bestuur was, bepleitte hij vorming van een provincie Rijnmond en toen hij in 1984 Commissaris van de Koningin in Zuid-Holland was geworden, keerde hij zich daartegen. Verandering van functie leidt vaak tot andere verantwoordelijkheden. En dus tot andere opvattingen.

Minder begrijpelijk is dat politici soms de consequenties van wat zijzelf besluiten niet onderkennen. Nadat in juni 1998 tussentijds een debat was aangevraagd met de toenmalige informateurs, wezen diverse Kamerleden erop dat dit feitelijk strijdig met het (toen geldende) reglement van orde was. Naar aanleiding van deze afwijking besloot de Kamer in 2001 dit onmogelijk te maken door expliciet in het reglement op te nemen dat een debat alleen na afronding van de (in)formatieopdracht kon plaatsvinden. Alleen GroenLinks keerde zich daar tegen. In 2015 werd die wijziging van het reglement van orde met unanimiteit weer ongedaan gemaakt. Op basis van aanbevelingen van de evaluatiecommissie- Boven d'Eert besloot de Tweede Kamer namelijk artikel 139b opnieuw te wijzigen. De commissie stelde dat in de praktijk al tussentijds inlichtingen werden gevraagd van de informateur(s). Die mogelijkheid kon maar beter (weer) worden vastgelegd. Partijen die daar toen voor stemden, betoogden onlangs dus dat een debat eigenlijk pas zinvol is als de (in)formatie tot (positief of negatief) resultaat heeft geleid. Hadden ze dat dan niet bij de reglementswijziging kunnen bedenken, zo kun je je afvragen.

Voor potentiële oppositiepartijen is het uiteraard koren op de molen om onderhandelende partijen te beschuldigen van geheimzinnigheid (achterkamertjes). Natuurlijk is het vervelend als je (als partij) aan de kant staat en klinkt het heel nobel om te verlangen dat alles in het openbaar en volkomen transparant geschiedt. Maar hoe stellig kun je zijn? Klagen over gebrek aan openbaarheid is een beetje een 'ritueel'. Dat partijen na een wisseling in de formatie een tegengesteld standpunt over die openbaarheid innemen, is niet alleen voorstelbaar maar zelfs logisch. Zo gaat dat bij rolwisselingen.



Andere recente columns