Onvrede en feiten

1 juli 2016, column Bert van den Braak

Diederik Samsom zegt: 'de onvrede over Europa is enorm', Sybrand Buma vindt dat het Europa van nu veel onvrede oproept, Lodewijk Asscher stelt dat Europa meer moet presteren, Gert-Jan Segers meent dat de Europese Unie heeft gefaald en Halbe Zijlstra verklaart: "Als we zo doordenderen, eindigen we zonder draagvlak". Het waren zo maar wat geluiden na het Brexit-referendum. Vraag is echter: wat bedoelen ze nu precies en klopt het allemaal?

Ook tijdens de Britse referendumcampagne gold vaak dat 'roepen' het won van feiten. Boris Johnson haalde zelfs de al lang ingetrokken richtlijn over kromme bananen tevoorschijn om te wijzen op Europese regels die ons 'hinderen'. Maar heeft 'the man in the street' daar echt last van en ergeren Europese (en Nederlandse) burgers zich echt aan 'al die Brusselse regels' of zijn het vooral politici die menen dat burgers dat doen. Politici die roepen dat er nog altijd zoveel regels uit Brussel over ons worden uitgestort, kennen de feiten niet en weten blijkbaar ook niet dat, voor zover die regels er kwamen, hun eigen partij vrijwel altijd voorstemde.

De afgelopen twee jaar zijn slechts twintig wetten (nog geen tien procent van het totale aantal) tot stand gekomen ter implementatie van EU-richtlijnen. Ze gingen onder meer over het tegengaan van valsmunterij en belastingfraude, over voorkomen van ongewenste productie van explosieven (terrorismegevaar!) en over strengere regels voor de bancaire sector. Tien daarvan werden met algemene stemmen (inclusief dus de PVV) aangenomen en in zes gevallen was alleen de PVV tegen*. De SP was eveneens zes keer tegen (bij maatregelen over banken). Maar verder was er volop steun. Hoezo: al die Brusselse regels die wij eigenlijk niet willen?

Onvrede over de EU, zo bleek zeker in het VK, wordt vaak gekoppeld aan 'andere' onvrede. Over de mogelijke komst van vluchtelingen bijvoorbeeld of over 'de elite', inkomensverhoudingen of regels in het algemeen. CU-leider Segers waarschuwde tegen te veel EU-bemoeienis, omdat de Europese Commissie Polen mogelijk op de vingers zou willen tikken over een (nog) strengere abortuswet dan dat land nu al kent. Voor de PVV staat niet primair de EU ter discussie, maar het asielbeleid, de mogelijke komst van moslims en het vrije verkeer van personen dat we al decennia kennen. De SP richt zich vooral tegen het vrijemarktdenken en de regels uit het in 1997 gesloten Stabiliteits- en groeipact.

Partijen hebben hun eigen agenda en 'de EU' of 'Brussel' wordt daaraan gekoppeld, omdat dit populistische geluid goed lijkt te scoren. Dat is ook het overwegende bezwaar tegen referenda over complexe vraagstukken. Vraag is of de Britse burgers zich echt allemaal hebben gerealiseerd dat met het afscheid nemen van de EU ook hun eigen land mogelijk uiteenvalt en of zij de implicaties voor de economie goed konden overzien. Daarom hebben we ooit bedacht dat het beter is als gekozen 'professionele' politici dergelijke besluiten in vrijheid kunnen nemen. Na een raadplegend referendum waarvan de uitkomst niet als advies maar besluit wordt aangemerkt, is die vrijheid er niet meer.

Ook bij parlementaire beslissingen kunnen 'andere' motieven, zoals het dwarszitten van het zittende kabinet, een rol spelen. Maar dat risico is toch minder groot dan wanneer burgers zich - zonder de gevolgen volledig te kunnen overzien - moeten uitspreken. In onze parlementaire geschiedenis is er slechts één sprekend geval geweest van beslissend opportunistisch stemgedrag. Dat was in 1925 toen de VDB-fractie vóór een SGP-amendement stemde om gelden voor het gezantschap bij de Paus te schrappen. Door dat voor de katholieke partij onacceptabele besluit viel het kabinet-Colijn. Dat had de VDB ook beoogd. Het eerste wat VDB-leider Marchant als formateur van een kabinet met de Katholieken deed, was voorstellen dat besluit weer terug te draaien. De formatie mislukte.

Op welke gronden burgers hun stem bij een referendum hebben laten bepalen, is niet zonder meer te zeggen. In het VK lijken veel andere factoren dan louter bezwaren tegen het EU-lidmaatschap een rol te hebben gespeeld. Maar dat betekent ook dat (Nederlandse) politici niet zo maar kunnen concluderen dat er sprake is van brede onvrede. Bij de roep om hervorming ontbreekt bovendien meestal de oplossing. Betekent 'Europa moet leveren' dat de EU maar de financieel-economische problemen van bijvoorbeeld Frankrijk of Griekenland moet oplossen? Ik zou zeggen dat het toch vooral die landen zelf zijn, die dat moeten doen. En betekent de roep om een 'democratischer Europa' dat we straks over ieder EU-besluit eerst het eigen parlement (of de eigen bevolking) moeten raadplegen? Dat betekent zeker verlamming.

Kom eens met het eigen verhaal over de winst voor ons: eerlijkere concurrentie, niet hoeven opboksen tegen door de staat gesteunde bedrijven in andere landen, regels om voedselveiligheid en consumentenrechten te waarborgen, gezamenlijke aanpak van terrorisme, belastingfraude, milieuproblemen en het energievraagstuk, betere mogelijkheden om te innoveren, kansen voor jongeren om elders te studeren, sterker staan tegenover nieuwe, opkomende economieën etc. etc. En ga eens niet mee in de clichés die tegenstanders gebruiken voor hun eigen agenda van 'onvrede', maar baseer je op feiten.

*) Bijna 'grappig' is dat de PVV in 2015 ook tegen een wet stemde ter uitvoering van een verdrag van de Raad van Europa over nieuwe internationale regels om huwelijksdwang, geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld beter aan te pakken. (Maar was dat nu vanwege Europa of Dion Graus?)



Andere recente columns