SP blijvend in het tegenkamp?

25 maart 2016, column Bert van den Braak

Na de vorming van het Paarse kabinet in 1994 werd een ontwikkeling ingezet, waarbij alle 'traditionele' partijen in principe voor regeringsdeelname in aanmerking kwamen, ongeacht de combinatie. In 2003 onderzochten CDA en VVD bijvoorbeeld al of een coalitie was te vormen met ChristenUnie en SGP. Het werd toen nog een coalitie met D66. In 2007 ontstond wel een kabinet waaraan PvdA en ChristenUnie deelnamen. Wie de ideologische botsingen tussen Den Uyl en GPV-voorman Verbrugh voor de geest haalt, had dat lang voor onmogelijk gehouden. In 2011 werd de SGP gedoogpartner van een kabinet met de VVD en onder Rutte II blijken alle middenpartijen goed samen te kunnen werken.

Partijen schoven naar het midden. Dat betekent niet dat er geen verschillen zijn tussen die 'middenpartijen'. Zij hebben hun eigen ideologische invalshoek en kunnen in die zin wel degelijk accenten leggen en bewerkstelligen.

Afgezien van Partij voor de Dieren en 50PLUS staan naast die middenpartijen twee grote(re) oppositiepartijen, de PVV en de SP. De PVV neemt daarbij wel een andere positie in dan de SP. In 2010 leek de kans aanwezig dat ook de PVV had gekozen voor een meer pragmatische opstelling door het met VVD en CDA gesloten gedoogakkoord. Dat akkoord lag echter na anderhalf jaar al weer in de prullenbak. Nadien zorgden een nog sterkere anti-Europese opstelling, het weer volop inzetten op het anti-islamsentiment en steeds krachtiger uitingen (met 'minder, minder' als meest sprekende voorbeeld) voor een verdere verwijdering van het midden. Eigenlijk is er geen partij die toekomstige samenwerking met de PVV nog als een reële optie ziet, al houdt de VVD de deur op een heel klein kiertje.

Voor de SP liggen de verhoudingen anders. Onder Jan Marijnissen en zijn directe opvolger Agnes Kant was de SP voor alles een 'tegenpartij' (Stem tegen, stem SP). De SP voerde oppositie tegen onder meer privatiseringen, marktwerking, verdergaande Europese samenwerking en deelname aan vredesmissies. Veel meer dan oppositiefracties in het verleden deden, werd tegen wetsvoorstellen gestemd, ook als daar op zich elementen inzaten die wel positief werden beoordeeld. Hoewel de SP al in 1994 in de Tweede Kamer kwam, duurde het tot 2003 voor zij een eerste initiatiefwetsvoorstel, over buitenspeelruimte, indiende. Inmiddels is de SP veel actiever bij het doen van voorstellen. In mijn vorige column wees ik al op het succes van Van Raak met zijn klokkenluiderswet. En hoewel de verhouding met electorale rivaal PvdA niet bepaald hartelijk is, lijkt de (wederzijdse) bereidheid tot zaken doen te zijn toegenomen.

De SP is de laatste jaren ook veel sterker vertegenwoordigd in het bestuur van provincies en (grote) gemeenten, met de deelname aan het college in Amsterdam als duidelijkste voorbeeld. Ook daar is dus sprake van een constructievere houding. Eerder heb ik al eens de vergelijking gemaakt met de vooroorlogse SDAP, die een lange weg door het lokale bestuur moest maken om tot landelijke regeringsverantwoordelijkheid te komen 1). Die partij moest daarvoor wel deels van tactiek veranderen.

Of regeringsdeelname ook voor de SP de uitkomst zal en kan zijn, staat nog te bezien. De kans is toegenomen, maar bijvoorbeeld de oppositie die wordt gevoerd tegen het EU-associatieverdrag met Oekraïne lijkt meer de reflex van de oude 'tegenpartij' dan van een potentiële regeringspartij. Natuurlijk moet iedere partij afwegen hoe zij zich politiek en strategisch opstelt bij een concreet onderwerp. Maar het was voorstelbaar - en voor de langere termijn mogelijk zelfs wenselijk - geweest als de SP zichzelf nu eens niet bijna als vanzelfsprekend in het tegenkamp (met PVV én Poetin) had geplaatst. Er zijn goede argumenten om vóór het associatieverdrag te zijn, ook voor een partij als de SP. Senator Tiny Kox leek bij de parlementaire behandeling nog te twijfelen. Het had dus best 'ja' kunnen zijn.

De politieke werkelijkheid zou straks wel eens kunnen zijn dat mogelijke electorale winst ook na 23 jaar niet tot regeringsverantwoordelijkheid leidt. Daarmee is de kans groot dat het formatieresultaat een door rechts gedomineerd kabinet van middenpartijen is, daar waar een gematigder opstelling de balans juist meer naar links zou kunnen doen doorslaan. Als dat zo is, blijft de SP samen met de PVV de vertolker van onvrede, zonder zelf te kunnen zorgen voor veranderingen. Dan is het dus leuk om wat groter te zijn, maar levert dat per saldo voor de eigen achterban weinig tot niets op. Nou ja, behalve dan blijvend ongenoegen.



Andere recente columns