Zondebokken lossen niets op

1 januari 2021, column J.Th.J. van den Berg

Hoe luidde de oude tekst ook alweer: ‘En Aäron zal beide zijn handen op het hoofd van den levenden bok leggen, en zal daarop de ongerechtigheden der kinderen Israëls, en al hun overtredingen, naar al hun zonden, belijden, en hij zal die op het hoofd des boks leggen, en zal hem (…) naar de woestijn uitlaten. Alzo zal die bok op zich al hun ongerechtigheden in een afgezonderd land wegdragen en hij zal dien bok in de woestijn uitlaten.'1)

Zo kennen wij het fenomeen ‘zondebok’. De betekenis is duidelijk: wij wijzen iemand aan als zondebok, sturen hem (of haar) de laan uit en kunnen ons dan weer gezuiverd weten van alle blaam en met elkaar verzoend verder leven. Het is het intussen bekende slot van parlementaire enquêtes: natuurlijk proberen regering en parlement ervan te leren, maar politici en media zijn pas echt tevreden als de zondebok is aangewezen en uitgedreven.

Die zondebok is een product van de eerste moderne parlementaire enquête, die naar het debacle van scheepsbouwmaatschappij RSV in 1983. Toen ging de enquêtecommissie heel wat verder dan haar opdracht was. Zij deed niet alleen verslag van al wat tot het RSV-debacle had geleid. Zij noemde vervolgens het handelen van VVD-minister G.M.V. van Aardenne – hij had sommige acties voor de Kamer verzwegen – ‘onaanvaardbaar’. Vervolgens ging het hoofdzakelijk over de vraag of de Tweede Kamer de minister moest wegsturen. Daar kwam het niet van, doordat de VVD dreigde met een kabinetscrisis.

Toch wordt sedertdien bij elke enquête of parlementaire ondervraging bij voorbaat de vraag gesteld: wie wordt er opgeofferd en als zondebok de woestijn ingestuurd? Die vraag drukt de veel belangrijker vragen weg naar de gebreken van de overheid en haar vermogen die gebreken op te heffen. Sterker nog, diverse media hebben zelfs de neiging de zaak op te hitsen door gegadigden alvast te vragen of zij zichzelf niet moeten aanbieden als zondebok.

Het ergste wat er kan gebeuren naar aanleiding van het verslag van de parlementaire ondervraging naar het optreden van de overheid met de kinderopvangtoeslagen is dat alle aandacht weer uitgaat naar wie daar allemaal ‘de politieke consequenties’ van moet nemen en dus moet worden aangewezen als zondebok. Dat, terwijl de vraag in de eerste plaats zou moeten gaan over hoe de ouders die van de zaak het slachtoffer zijn zo spoedig en zo ruimhartig mogelijk worden gecompenseerd voor het ongehoorde leed dat hen is aangedaan.

Vervolgens zou de vraag voorop moeten staan, hoe toch alle raderen van de overheidsmachine zo in elkaar hebben gegrepen dat duizenden ouders er volledig door zijn vermalen, of het nu de uitvoerende ambtenaren waren, de opdracht gevende politici of de rechtsprekende instanties. Dat al die instanties daarbij waren betrokken en aan de grote schade hebben bijgedragen is wel duidelijk. Maar, minder duidelijk is hoe dit systeem van intimidatie en knevelarij en bureaucratische doofheid zich heeft kunnen ontwikkelen, terwijl toch niemand het zo kan hebben gewild?

Wat de regering zou moeten doen is de vraag naar politieke consequenties opzij schuiven. Dat zou ook de Tweede Kamer moeten doen, die zelf in hoge mate medeverantwoordelijk is voor deze beschamende situatie. Het kabinet is in elk geval goed begonnen door alle ouders een niet terugvorderbaar voorschot toe te zeggen van €30.000. Het zou nu moeten werken aan een operatie tot herstel van behoorlijke uitvoering van sociale voorzieningen met de daartoe noodzakelijke reorganisatie van de Rijksdienst.

Dat is een onderneming die jaren in beslag zal nemen, omdat zij niet alleen ingrijpende reorganisaties zal vergen maar ook een grondige verandering van mentaliteit in het optreden van de overheid. Het grote probleem is immers het overal binnen geslopen wantrouwen van de overheid jegens haar burgers. Dat hef je niet op door een of meer zondebokken aan te wijzen en je vervolgens verlost te voelen. Het kabinet moet met deze operaties aanstonds aan het werk, zonder lui af te wachten tot de kabinetsformatie, volgend voorjaar. Alleen op die manier kunnen coalitie en oppositie in de verkiezingscampagne duidelijk maken dat zij zich de ernstige kwalen van de overheidsorganisatie bewust is en eraan werkt die stuk voor stuk aan te pakken.

Bij aanwijzing van zondebokken zijn noch de beschadigde ouders noch straks de kiezers gebaat.


  • 1) 
    Leviticus XVI: 21,22 (Statenvertaling).


Andere recente columns