Gekanteld beeld

11 september 2015, column Bert van den Braak

Als vakbondsvoorman, politiek leider van de PvdA, minister van Financiën en premier speelde Wim Kok bijna dertig jaar een prominente rol in de Nederlandse samenleving en politiek. In 1998 bereikte hij bij de verkiezingen van dat jaar een politiek hoogtepunt door als zittend premier zijn partij naar een overwinning te leiden (acht zetels winst en opnieuw de grootste). En dat na een periode van samenwerking met 'aartsvijand' VVD.

Zijn tweede periode als leider van een paars kabinet eindigde in allerlei opzichten in mineur, met de moord op Pim Fortuyn als absoluut dieptepunt. Daarnaast werd het drama Srebrenica in volle omvang duidelijk, zetten de aanslagen van 11 september 2001 de verhoudingen in alle Westerse en dus ook de Nederlandse samenleving op scherp en dienden zich nieuwe spanningen aan in de economie. In 2002 was de glans van het premierschap vervaagd.

Dat negatieve beeld werd nadien nog versterkt door zijn keuze om commissaris te worden bij bedrijven als TPG, KLM, Shell en vooral ING. Kok kwam daar voor het duivelse dilemma te staan van instemmen met de internationaal gebruikelijke bonuscultuur of schone handen houden. Of de keuze voor die bedrijven verstandig was, is de vraag. Het bracht hem in een 'burgemeester-in-oorlogstijd'-positie. Afzien van dat soort commissariaten betekent wel dat 'links' per definitie daar geen invloed kan uitoefenen.

Een tweede factor die bijdroeg aan een negatief beeld was zijn nogal misverstane en zelfs misbruikte uitspraak over het afschudden van de ideologische veren. Het is waar dat hij die uitspraak had gedaan. Dat was in 1995 echter niet een beleidskeuze, maar schetste de ontwikkeling die de PvdA sinds 1987 had doorgemaakt. Om de toestand te beoordelen waarin de PvdA in 1987 was komen te verkeren, moet de impact van tien jaar oppositie in ogenschouw worden genomen (het ene jaar Van Agt II kan nauwelijks 'regeren' worden genoemd). Het afschudden van belastende 'veren' was onvermijdelijk om weer tot regeermacht te kunnen komen. De samenleving bleek bovendien veel minder maakbaar dan gedacht.

De jaren van polarisatie en radicalisering hadden enerzijds tot politiek isolement geleid en zorgden anderzijds voor verwachtingen die niet konden worden waargemaakt. Pas in 1987/1988 erkende de PvdA het belang van de markt voor werkgelegenheid en innovatie, en voor het creëren van voldoende draagkracht om de welvaartsstaat in stand te houden. Na het rapport 'schuivende panelen' (die panelen hadden betrekking op de veranderende maatschappij) werd onder leiding van Kok in 1988 door de PvdA met het rapport 'Bewogen beweging' de koers verlegd. Dat bood kans op hernieuwde regeringssamenwerking met het CDA en maakte tevens het doorbreken van de machtspositie van dat CDA mogelijk door de weg naar de VVD te openen.

Als minister van Financiën en vicepremier in het derde kabinet-Lubbers was het vooral aan Kok om die nieuwe, realistischer koers vorm te geven. Het resulteerde in de pijnlijke, maar noodzakelijke hervorming van de WAO en gaf tevens de aanzet tot beter beheersbare overheidsfinanciën. Kok slaagde erin - anders dan zijn voorganger Ruding - de collectieve uitgaven te stabiliseren en te verlagen. Het prestige dat hij als minister opbouwde resulteerde mede in het herstel bij de verkiezingen van mei 1994.

Als premier was Kok veel meer een 'nationale' figuur dan bijvoorbeeld Den Uyl of Van Agt en zijn beleid riep - begunstigd door de economische ontwikkeling - tot 2001 veel minder weerstand op dan dat van de kabinetten-Lubbers. De rol van boven de partijen staande staatsman vervulde hij bijvoorbeeld na de rampen in Enschede en Volendam, maar zeker ook bij het oplossen van de problemen rond het voorgenomen huwelijk van de kroonprins met Máxima. Los daarvan was er, ondanks politieke verschillen, ook bij oppositiepartijen als CDA en GroenLinks veel waardering voor zijn premierschap. Die lof en erkenning was er internationaal evenzeer.

Kok verloor de regie door zijn terugtreden als partijleider en door het aanwijzen van Ad Melkert als zijn opvolger. Dat weerhield hem er bijvoorbeeld van zelf in de verdediging te gaan toen Fortuyn ging spreken over de puinhopen van Paars. Het beeld dat toen oprees en dat nadien werd versterkt door zijn keuze voor sommige nevenfuncties, overschaduwde het beeld dat in de jaren 1990-2001 bestond. Zo groeiden generaties op die vooral dat gekantelde beeld kennen.

Er was alle reden om het vóór 2002 bestaande beeld van Wim Kok opnieuw te belichten. Het na die tijd ontstane beeld deed hem namelijk onrecht. De Andere Tijden-afleveringen over zijn premierschap waren daarvoor een goede aanzet.



Andere recente columns