Nederlandse politici tijdens de bezetting

4 mei 2007, column Bert van den Braak

Het is niet eenvoudig een eenduidig beeld te schetsen van de rol die Nederlandse politici tijdens de bezetting speelden. Een aantal van hen nam deel aan vormen van verzet, anderen waren passief. Voor de Kamerleden gold dat na de bevrijding - buiten acht NSB'ers - slechts drie leden werden 'weggezuiverd', maar voor twee van hen, De Zeeuw (SDAP) en Steger (RK), was dat een tamelijk dubieuze beslissing. Drie anderen (de sociaaldemocraten Van de Bilt en Hilgenga, en de CDU'er Van Houten) kozen er in 1945 zelf voor vanwege minder zuiver gedrag niet terug te keren in de Kamer.

Voor zover politici zich met verzetswerk bezighielden, ging het niet om gewapende strijd, maar om politiek verzet. Er kwamen al snel na de bezetting overlegorganen waarin de politieke partijen samenwerkten. Vooral Drees speelde daarin een centrale rol. Nadat de Duitsers in 1941 de politieke partijen hadden verboden, werkten ARP, CPN en SDAP vanuit de illegaliteit zoveel mogelijk verder. Bij de ARP moet met name de rol van voorman Jan Schouten worden genoemd, die, na vrijlating uit gevangenschap, steeds terstond het verzetswerk weer opnam. Schouten belandde begin 1945 in het beruchte kamp Mauthausen, dat hij echter overleefde. Koos Vorrink speelde een belangrijke rol in de illegale SDAP.

Een groot deel van de Kamerleden verbleef tijdens de bezetting voor korte of langere tijd in internering of gevangenschap. In oktober 1940 gijzelden de Duitsers politieke kopstukken onder wie Drees, Van der Goes van Naters en Tilanus. In juni 1941 werd verder nagenoeg de gehele top van de ARP geïnterneerd en in mei 1942 werden vrijwel alle Tweede Kamerleden jonger dan 60 jaar in Sint-Michielsgestel opgesloten. Een deel van hen verbleef overigens slechts kortere tijd in internering.

Ook onder politici vielen tijdens gevangenschap slachtoffers; anderen werden vermoord. De omstandigheden waarin de geïnterneerde politici verkeerden, waren in vergelijking met andere gevangenen redelijk, maar zeker het verblijf in Buchenwald (tot november 1941) was desondanks zwaar. Die barre omstandigheden en ziekte werden al in april 1941 de katholieke oud-minister Goseling noodlottig. Hij was in 1930 op 38-jarige leeftijd partijvoorzitter geworden en werd in 1937 minister van Justitie. Hoewel aan dat ministerschap in 1939 een einde was gekomen, mocht worden verwacht dat zijn rol nog geenszins was uitgespeeld. Zijn dood maakte dan ook grote indruk.

In Buchenwald verbleef in 1941 al als 'gewone' gevangene voorzitter van de Liberale Staatspartij prof. Ben Telders. Als begaafd jurist - hij werd op 27-jarige leeftijd hoogleraar in Leiden - protesteerde hij vanaf het begin van de bezetting tegen de schendingen van het recht, met name tegen de maatregelen tegen joden. Arrestatie volgde spoedig. Na verblijf in diverse kampen eindigde zijn leven, kort voor de bevrijding, op 42-jarige leeftijd. Ziekte werd hem in Bergen-Belsen noodlottig.

In maart 1945 stierf eveneens in Bergen-Belsen het vroegere katholieke Kamerlid Van der Putt. Als burgemeester van Geldrop had hij geweigerd burgers aan te wijzen voor graafwerk ten behoeve van de Duitsers. Vanuit kamp Vught was hij naar Duitsland overgebracht, waar hij overleed. Kort voor de bevrijding stierf de in 1943 gearresteerde oud-minister Verschuur (RKSP). Hij was in 1943 gevangengenomen vanwege deelname aan illegale activiteiten en verbleef eerst in kamp Vught en daarna in Sachsenhausen.

Tot de politici die hun verzetsdeelname met hun leven moesten bekopen, behoort ook de jonge sociaaldemocraat Stuuf Wiardi Beckman. Hij was betrokken bij het illegale blad 'Het Parool' en werd in 1941 gevangengenomen bij een poging over te steken naar Engeland om daar de regering in te kunnen lichten over de toestand in bezet gebied. Na gevangenschap in het 'Nacht-und-Nebel-kamp' Natzweiler kwam hij in 1944 in Dachau. Daar werd in maart 1945 ziekte (tyfus) hem fataal. Eveneens enkele maanden voor de bevrijding overleed de ARP-politicus prof. V.H. Rutgers. Deze oud-minister en oud-fractievoorzitter vatte, net als Schouten, steeds na vrijlating uit gevangenschap het verzetswerk direct weer op. Zijn overtocht naar Engeland mislukte eveneens en eindigde in gevangenschap. Door ontberingen en mishandelingen stierf hij 5 februari 1945.

Slachtoffers uit links-revolutionaire en communistische hoek waren onder anderen Henk Sneevliet en het vroegere Kamerlid Kees Schalker. Sneevliet was kort na de bezetting oprichter van een verzetsgroep. In maart 1942 arresteerden de Duitsers hem, waarna een maand later het over hem uitgesproken doodvonnis werd uitgevoerd. Schalker kwam in 1944 na gevangenschap in Scheveningen voor het vuurpeloton.

Vier Joodse (oud-)Kamerleden werden vermoord in vernietigingskampen. Het waren de vrijzinnig-democraat Cohen (Tweede Kamerlid 1936-1940) en de sociaaldemocraten Mendels (Tweede Kamerlid 1913-1918 en Eerste Kamerlid 1919-1937), Alida de Jong (Tweede Kamerlid 1931-1933 en sinds 1937) en De la Bella (Eerste Kamerlid vanaf 1937).



Andere recente columns